Eedstaving

Eedt der Jooden.
Adonaij, Ewighe, Almagtige Godt een Heer/over alle Melachim. een eenigh Godt mijner/Vaderen, die du ons den Heiligen Tora ge/geven heefste, ick roepe dij en dijnen heiligen/ naam Adonaij en dijnen Almagtigheit aen/dat du mij helpeste besteden desen mijnen/Eedt, die ick tegenwoordigh doen sal. Ende/soo wanneer ick onrecht off bedrieglijck/ sweeren rnochte, soo zij ick berooft van alle/genade des Ewigen Godts, en mij werde/opgelegt alle straffe en vloeck Godt den/vervloeckten Jooden opgelegt heeft, en mijn/ziel ende lichaam hebben niet meer/eenigh deel aen de toesegginge, die ons/Godt gedaan heeft: ende ick sall oock/geen part hebben aen Messias, noch aen/het beloofde eertrijck des Heiligen en/saligen Landtz./
Ick bespreeck oock en betuige, dat bij/den Ewegen Godt Adonaij, dat ick niet/begeeren, bidden off afleggen eenige ver/klaringe, uijtlegginge, vergevinge/van giene Jooden noch andere menschen,/soo ick met desen mijnen Eedt, soo ick/te¬genwoordigh doe eenigen Menschen/bedriegen. Amen.

Bron: GrA Gerechten in Selwerd en Sappemeer Tg. 730 inv. nr. 1765.

Der Jooden Eedt.
Ik N.N. Joode zweere bij den leven/digen God die den Hemel ende de/Aerde geschapen heeft, dat ik de/waerheijt (zoo veel ik weet) in dese/gansche saake zeggen wil, ende/geenerleij valsch bedrog ofte onwaerheijd daarin gebruiken ofte/inmengen: Ende zoo ick on/regt sweere, dat ik Eeuwig vermaledijdet/ende vervloekt zij, en sal mij verteren/het vuur dat Sodom en Gomorra over/ging en alle vloek in der Thora/in de wet geschreven mij over¬komen/ook mij de aerde insluiten gelijk/Dathan en Abiram; jaa dat ook mijne/vrouwe eene Weduwe en mijne Kin/deren wesen werden.
Alzoo helpe des alles en jedes/der Waere God Adonai/Amen.

Bron: GrA AHJK (Tg. 136) inv. no.768.

Jooden Eedt
Gij sweeren bij den Levendigen en/Almachtigen God, die Hemel en Aarde/geschapen heeft, ende door Mosen sijne/Wetten gege¬ven, opreght ende Waarag/tig te weesen ’t geene U alhier ge/vraagt en voorgehouden wordt; en soo/gij in ’t geheel of ten deele jets valsche/lijk ofte ten onreghete verklaart, dat/Gij U alle tijdelijke en Eeuwige vervloekingen, plagen en straffen on/derwerpt, welke dat God Israëls/over die van Sodoma en Gomorra,/ook Corach, Dathan en Abiram/heeft gezonden, ende alomme an soo/danigen dreijgt, die sijnen naame/valschelijk ofte ligtveerdiglijk aan/roepen en gebruiken./
Soo waarlijk help off straffe U/den Almachtigen en Alweeten/den God Schepper des Hemels en/de der Aarden! Amen.

Bron: GrA AHJK (Tg. 136) inv. no. 768.

Jooden Eedt
Gij sweeren bij den levendigen en Almachtigen Godt,/die Hemel en aarde geschapen heeft, ende door Mosen/sijne wetten gege¬ven, opregt ende waaragtigh te wee/sen ’t geene u alhier gevraagt en voorgehouden/wordt; en soo gij in ’t geheel of ten deele iets valsche/lijk ofte ten onregte verklaart, dat gij U alle/tijdelijke en eeuwige vervloekingen, plagen en straffen/onderwerpt, welke dat God Israëls over die van/Sodoma en Gomorra, ook Corach, Dathan en Abi/ram heeft gesonden, ende alomme an sodanigen/dreijgt, die sijnen naame valschelijk ofte ligtveer/diglijk aanroepen en gebruiken/
Soo waarlijk helpe off straffe u den Almach/tigen en Alweetenden God schepper des/Hemels ende der Aerden. Amen.

Bron: GrA AHJK (Tg. 136) inv. nr. 767 folio 13.

Gij zweert bij den levendigen God, die den Hemel en/ de Aarde geschapen heeft, dat Gij de waarheid (zo/ veel Gij weet) in de zaak, waarnaar de Fiscaal/ dezer Jurisdictie r[atione] o[fficii] onderzoek doet, zeggen zult,/ en generlei valsch bedrog of onwaarheid daar/ in gebruiken ofte inmengen; en zo Gij onrecht/ zweert, dat Gij eeuwig vermaledijd en vervloekt zijt,/ en U zal verteren het vuur dat Sodoma en/ Gomorra overging, en alle vloek in de Thora/ en de Wet geschreven, U overkomen, ook U de/ Aarde insluiten gelijk Dathan en Abiram, ja/ dat ook Uwe vrouw en weduwe en Uwe kinde/ren wezen worden. – Alzo helpe des alles en jeder/ de ware God Adonai. Amen.

Bron: GrA Gerechten Westerkwartier (Tg. 735) inv. nr. 610 d.d. 14 november 1804.