AFSCHRIFTEN VAN DOOR JODEN
AF TE LEGGEN EDEN
IN HET GEWEST GRONINGEN
VOORWOORD
Het af leggen van een eed was in vroegere tijden gebruikelijker dan tegenwoordig. Niet alleen in rechtsgedingen was het afleggen van een eed gebruikelijk, maar ook bij de aanvaarding van ambten en bijvoorbeeld de opname als burger in een stad. Elke eed had weliswaar zijn vaste formuleringen, maar het gebruik van de Bijbel en het aanroepen van de naam van God en Zijn Zoon hadden ze vaak gemeen. Het spreekt voor zich, dat Joden een eed niet volgens de geijkte formuleringen konden uitspreken. Al in de Romeinse tijd is er sprake van een sacramentum Hebreorum of juramentum Judeorum die Joden in rechtsgedingen met niet-joden moesten afleggen.
De formuleringen van door Joden af te leggen eden in rechtsgedingen in het Duitse taalgebied gaan waarschijnlijk terug op de Karolingische tijd. De topografische verspreiding en ouderdom van dergelijke teksten is van belang wat betreft de verspreiding Joodse inwoners of op z’n minst het voorkomen van Joodse contacten.
Tot nu toe is er in dit gewest nauwelijks onderzoek gedaan naar eedstaving door Joden. Voor andere gewesten in het Nederlandse taalgebied geldt hetzelfde. Mogelijk heeft dat te maken met de verstrooing van deze teksten over verschillende bronnen. Omdat vanuit rechts- en cultuurhistorisch oogpunt nader onderzoek naar ‘Joodse eden’ interessant is, zijn in de volgende lijst transcripties opgenomen van alle ons bekende eden more judaico in het gewest Groningen.
De samensteller stelt er prijs op dat naar deze lijst wordt verwezen als E. Schut Afschriften van door Joden af te leggen eden in het gewest Groningen, 2013.
Groningen, 2013
E. Schut