Takkanot

REGLEMENTEN (TAKKANOT) BETREFFENDE JOODSE

GEMEENTEN

IN HET GEWEST GRONINGEN EN DRENTHE

© E. Schut Groningen, 2018

BRONNENLIJST

APPINGEDAM

Verzoek van Calmar Arends als diacon der Joodsche gemeente alhier bij hem zelvs vertekent luidende : hoe remonstrant een reeks van jaren in de bediening als diacon der Joodsche gemeente alhier heeft gecontinueert , maar al voor lang sich beswaart vindt sulks langer waar te nemen, eendeels om sijn jaeren, ten andere om sijn affairen waar te nemen, over welke teeden menigmaal sulks an de gemeente voorgesteld, ja selvs laten condigen een andere diacon in sijn plaats te stellen maar tot dusverre nog niemant sig daartoe aangeboden en remonstrant sijn schoonzoon sulks heeft willen opdragen, die sulks meede weigerde omdat geen reglement alhier waere so als op andre plaatsen. Maar so alhier een reglement waere, wilde sijn schoonzoon Moses Jonas Salomon het diaconijschap wel aannemen onder de Jooden alhier omdat er seer weinig sijn die sulks konnen bedienen wegens haar affairen. So heeft remonstrant beneffens goede hulpen uit het geapprobeerde reglement der Joden in Groningen een reglement geformeert bij dese … en niets willende ondernemen tensij met goede voorkennisse en approbatie van ‘t gerigte. Dus addresserende sig onderdanig bij u edel gestrenge met versoek dat gemelde Moses Jonas Salomon als diacon alhier gelieve te approberen en ‘t reglement hier annex gunstig te accorderen tot welzijn en goede harmonie der Joodse gemeente alhier.
Was geapostilleert : werd dese commissoriaal gemaakt.

Bron: GroningerArchieven, Gerechten in Fivelingo, 1560–1811 (GrA GF) (Tg. 733) inv. nr. 52 d.d. 22.2.1769 en 5.7.1769.

Calmer Arons en consorten ‘als maekende de Joodtse Gemeente uit van Apppingedam’ dat zij hun armen niet meer kunnen ondersteunen en een plan hebben opgemaakt ter verbetering, dat men nu ter goedkeuring aan het gerecht aanbiedt. Zij hebben een door de leden ondertekende lijst opgesteld met het bedrag dat zij moeten bijdragen en vragen goedkeuring gerecht, zodat zij deze bedragen ook daadwerkelijk kunnen innen. Naar commissie verwezen voor overleg met de indieners.

De geprojecteerde artikelen zijn door de indieners in commissie toegelicht, maar voordat een beschikking genomen wordt, dienen ook Jacob Aarons Leer en Miechel Hessels gehoord te worden.

Bron: GrA GF (Tg. 733) inv. nr. 43 d.d. 18.2.1789 en 11.3.1789.

Op den gepresenteerden requeste van de opperrabbi, parnassim en verdere opzienders benevens de gezamentlijke leden der Joodsche Gemeente te Appingedam getekend S. Berenstein rabbijn te Gro­ningen en Ommelanden, Jonas Iz. Levij, L. Joosten en Jochem Davids en houdende hoe dat zij tot hunne innerlijke grieven gezien en ondervonden hebben dat door losse wetten en reglementen welke zij bezaten die alhoewel door hen aangenomen en ondertekent waren zonder volkomene kragt van hun competente richter te zijn bijgezet geweesd en buiten dien zodanig verwart en onduidelijk zijn dat de­zelve verscheidene explicatien onderworpen zijn, waardoor tweedragt en twist onder hen gebo­ren wierd een ieder regeerde willekeurig na zijn belangen en goeddunken zodat voor hen niet alleen bederff van zeden en godsdienst maar ook de totale ruine hunner finantie en we­zentlijke existentie hunner gemeente te dugten is; derhalven hebben remonstranten besloten gehad ter voorziening en voorkoming van deze hachelijke omstandigheden de oude wetten en reglementen te doen zuiveren, hun duisternissen te doen ophelderen, nieuwe te doen bijmaken en alles door den opperrabbi der gemeente S. Berenstein dewelke alsdan door gezaamentlijke gemeente zouden aangenomen en onderhouden worden, deze reglementen dan zijn geformeerd (volgens die hier bijlagen orgineel en translaat) van den rabbi aange­nomen en ondertekend van alle leden der gemeente edog niet be­kragtigd door de sterke arm des drost om deze wetten aan genaamde gemeente te doen handhaven, weshalven remonstranten wel wenschten deze wetten en reglementen door de magtige arm des drost te zien ondersteund en nemen dierhalven de vrijheid zig te wenden tot zijn edele den drost met submis verzoek ten einde zijn edele den drost aan supplianten goedgunstig deze ten nutte hunner gemeente geformeerde wetten en reglementen te willen staven met deszelvs ap­probatie kragt te verleenen en tot het finantiele aan opsienders eene monde­linge commissie toe te staan.

Was geapostileerd: Het edele gerichte heeft dezen gemaakt comissoriaal om het ten re­queste gementioneerde reglement nader te examineren.

En nader geapostilleerd: Na gedaane examinatie heeft het edele gerichte het voornoemde re­glement met deszelvs goedkeuring bekragtigd.

GrA GF (Tg. 733) inv. nr. 1134 d.d. 15.9.1803.

De ‘opsienders’ der Joodse Gemeente te Appingedam Jonas I. Levie en L. Joosten delen mee dat zij vol­gens artikel 22 en 23 van het nieuwe reglement de volgende personen hebben ge­kozen om te fungeren als parnassim: L. Joosten, H.L. Pinto en J. Davids.

Bron: GrA GF (Tg. 733) inv. nr. 1134 d.d. 6.10.1803, 6.10.1804 en 30.10.1805.

BORGER

Borger den 9 july 1804

Artijkuls van die gemeente Joodsche Kerk tot Drouwen.

1. Als wij Lieden volk van nooden zijn in de Kerk, als dan zal Mosis Levij[1] verpligt zijn om een man houden in huis om de kost te geven.

2. Joël Meijer moet een man besorgen in de Kerk en onderhouden in de kost.[2]

3. Abram Mosis[3] te Gasselt moet ook een man besorgen en onderhouden.[4] (in margine: Abram is den 12 oct. 1805 vrij verklaart van dese gemeente, dus hier geroyeert).

4. Meijer Levij te Borger moet insgelijk een man besorgen en onderhouden.

[5] Alles bij eene gulden boete degenen die geen besorgt.

[6] En die geene die van hijr in de ronte mogten uittrekken, zal een jeder jaar moeten betalen een gulden 5 stuiver. En als drie jaren verlopen zijnde zonder iets te betalen, zal verstoken zijn van het regt van de Kerk.

[7] In geval het mogte voorvallen dat jemand zijn Jaardag heeft, dan moet hij zijn volk onderhouden, en de gemeente niet ten vollen vergaderd mogte zijn dat er een mankeerd, moet an boete betalen 6 stuiver.

[8] Joël Meijer heeft den Kerk verhuird voor de somma van agt gulden van meij 1804 tot meij 1805 en van meij 1805 tot meij 1806 de somma van negen gulden, vermits de kerk altoos tot Drouwen zal verblijven zoo lang als Joël Meijer of desselfs zoon leven.[5]

[9] Waarvan de Jode Joël Meijer alvoren gem[eld] zal Rabbij zijn en verblijven.

[10] Waarvan de Kerk in de brette zal moeten groter gemaakt worden op kosten van Joël Meijer: drie voeten wijder, en zoo lang als deselve is, zal hij moeten blijven.

[11] Joël Meijer neemt ten vollen an om de Kerk te bedienen als voorzanger. En niemand anders mag buiten consent van Joël Meijer dien post mag comen waar te nemen.

[12] Waarvan de diaconen zijn Mosis Levij en Joël Meijer en zijn angesteld voor een tijd van een jaar van de gemeente.

[13] Die opsienders of de diaconen van de Kerk zullen de magt hebben om volkomen zorge te dragen dat er geen opstand of gesprekken in de kerk onder de oefing plaats hebben onder de boetens van twee stuiver, zonder daarvan enigen reden te behoeven te geven.

[14] Ook alle jaren zullen de twee ouden diaconen aftreden en twee nieuwe diaconen in desselfs functie treden op de Joodsche Midwinter.

Des onse vertijkeninge in de Joodsche Gemeente van Borger, Drouwen en Gasselte. Actum den dag als boven.

Was getekend [met Hebreeuwse letters]: Joël Meier, parnas. Moshe ben Rabbi Yaakov. Abraham ben Rabbi Moshe. Yaakov bar Shmueel.[6] Meir Levi, Ein Neeman Sh[liah] Ts[ibur]. Ein Neeman Yoseef.

Geregistreert den 18 augustus 1804 en met desselfs orijgenele luidende bevonden door mij [was getekend] A. Alingh, schults.

Per order der gemeente van de joudschen Kerk tot Drouwen heeft Benjamin Noag zig angeven en door boven genoemde den selven tot haar gemeente als lid daar van werde toegelaten, zonder dat gem[elde] Benjamin Noag ver[p]licht zal weesen om een man te moeten houden en de cost te geven. ’t Welk zij gemeente voor mij scholte hebben verklaard den 9 oct. 1805.

[was getekend] A. Aling, schulte.

Bron: Drents Archief, Assen, Toegang 0102,
Schultengerechten inv. nr. 313 fol. 18-20.

DELFZIJL

Op den gepresenteerden requeste van de panassijns der Joodsche Gemeente te Delfsijl getekend dr. H. van Weerden q.q. en houdende hoe dezelve ter bevordering van eene behoorlijke orde en tugt in hunne gemeente met volkomen toestemminge en overleg van den heer S. Berenstein opperste rabbi in Gro­ningen en Ommelanden en tot genoegen van veelen in de gemeente nevensgaande reglementen voor hunne gemeente te hebben opge­maakt en vastgesteld om het­welk van een verbindende kragt te doen zijn, zij gaarne zouden zien dat ook aan hetzelve door den heer drost dezer jurisdictie desselvs hooge approbatie wierde verleend, te meer daar er nog zeven per­soonen in hunne gemeente zijn welke hetzelve nog niet hebben willen ondertekenen, al waarom eerbiedig de vrijheid nemen den heer drost te adieren met zeer nederig verzoek ten einde de heer drost nevens­gaande reglement goedgunstig zal gelieven te approberen.

Was geapostilleert: Deesen word praevie gemaakt commissoriaal ten fine van nader on­derzoek en om wijders de dissentie­rende leden nopens het gementio­neerde concept-reglement bevorens hetzelve van gerichtswegen werde geapprobeert vooraf nader te verstaan.

GrA GF (Tg. 733)  inv. nr. 1135 d.d. 6.9.1806.

Op den wederom ingediende requeste der parnassijns der Joodsche Gemeente te Delfsijl den 6 september 1806 geprothocolleert.

Was nader geapostileert: Op desen nader gedisponeert bij gerichtsdecreet van heden, wordende voorts de jura voor het gerichte, exempt dierhalven de schrijfgelden voor de secretarie, aan de remonstranten q.q. na dezer zaaken gele­gentheid gratieuslijk geremitteerd.

Het edele gerichte op den requeste van der parnassijns der Joodsche Gemeente te Delfsijl den 6 septem­ber 1806 te prothocolle gere­gistreerd conform op het middel van kleinzegel afsonderlijk bij acte dispone­rende, heeft na de daarbij overgelegde concept-reglement ende gehouden commissie met de vereischte nauwkeurigheid hebbende geexamineert der petionanten versoek accorderende het gementio­neerde concept-reglement met approbatum getekend.[7]

Bron: GrA GF (Tg. 733) inv. nr.1136 d.d. 26.11.1807.

GRONINGEN
reglement voor de Joodse gemeente Groningen 1744.

Reglament voor de joodsche synagoge alhier.

Gehoort het rapport van de edele heer præsiderende borgmeester P.R. van Iddekinge en de heeren sijne edele assessoren welke ten gevolge acte commissoriaal van den 20 januari jongstleden hadde gebesoignieert op den requeste van Isaacq Iseraels en Isaacq Joseph Cohen als diakenen der joodsche gemeente alhier, versoekende approbatie van zodane reglement omtrent haare synagoge op het voorstel der gemeente door haar opgestelt van hare edelmogende te mogen obtineren.

Hetwelke articulatien door hare edelheden zijnde geexamineert sustineerden dat sulx volkomen konde strekken tot voorkominge van alle disordres onder haare vergaderinge wijl het selve met alle decentie hadden opgestelt en ten dien fine an haar edelmogenden dese volgende artikulen ter nadere deliberatie presenteerden.

artikel 1
Alle twe jaaren sullen uit de joden alhier woonagtig worden gekosen twe diakenen, welke diakens of opsigters der synagoge sullen zijn: invoegen dat de ene diaken een halfjaar boekhouder van den ontfang en uitgaave sal sijn en de andere ontfanger, het welke so lange onder haare beide sal rouleren tot dat hare jaren sijn ommegekomen, wanneer een nieuwe verkiesing sal geschieden waarin de afgaande voor twe jaaren weder eligibel sullen sijn.

2
De diakenen sullen de vrijheid hebben om al het nodige ten beste van de synagoge onderling te mogen ordonneren, daarvoor betalen of ontfangen hetgeen sulx mogte bedragen zonder gehouden te sijn daarvan an de gehele gemeente kennis te geeven of particulier rekeninge te doen, maar sal door deselve worden angetekent en in generale termen ’s jaarlijx rekeninge worden gedaan van hunne ontfang en uitgave, verschot, schulden als anders.

3
De diaken welke sijn beurt van boekhouder is zal de vrijheid hebben ’s wekelijx tijn stuivers aan arme uit te delen. Edog meerder van noden sijnde sal sulx zijn medediaken bekent maken en sonder desselvs inwilliging niet meer mogen uitdelen of het selve sal voor sijn eigen rekeninge verblijven en niet moogen in rekeninge brengen.

4
Verder is eenparig bij de tegenswoordige joden alhier woonagtig geresolveert; indien een of meerdere arme joden alhier mogten komen en door den sabbath of andere feestdagen zouden moeten blijven zonder te konnen reisen, dat door een der diakenen aan een jode alhier woonagtig sal worden bekent gemaakt dat hij eene van derselver armen binnen sijn huijs sal nemen en hem eeten en drinken behoorelijk voor een avond en morgen of voor een dag besorgen; het welke bij beurte sal ommegaan ingevolge rolle daarvan gemaakt jeder naar sijn staat en qualiteit; en ingevalle jemant sulx niet willende nakomen so een arme jood of jodinne hem angewesen en van kost en drank niet quam te besorgen, sal op desselvs kosten worden uitbesteed en in cas van weigeringe om te betalen sal met voorkennis van de præsiderende borgemeester in der tijd het besteed gelt door een raatsdienaar op sijne kosten worden afgehaalt; sullende daarenboven nog moeten betalen drie stuivers voor de armen en op sijn beurt in het vervolg wederom een armen moeten houden telkens bij verbeurte als boven is gemelt.

5
Bij aldien enige joden van buiten alhier quamen om te woonen sullen gehouden sijn tot inkoop van de gemeente en vergoedinge van bevorens gedane kosten eens en voor al te betalen vijff carolus gulden ten profijte van de sijnagoge, en te moeten ondergaan alle articulen so sij zullen vinden omtrent de gemeente gemaakt.

6
Alle geloften- of armegelderen die jemant schuldig is te betalen, sullen promptelijk alle ses weken worden voldaan bij parate panthalinge door een raatsdienaar van de nalatige te innen en geen ceremonieel ter synagoge worden toegestaan tensij deselve bevorens zij voldaan.

7
Jemand der joden alhier woonagtig, jood sijnde en sig afzonderde om ter sijnagoge te komen, sal deselve so lange een lidmaat der sijnagoge verblijft en tot geen ander gezintheit of religie overgaat; evenswel deselve lasten benevens de andere joden moeten dragen, armen in de kost te houden op sijn tourbeurt als articul 4 is vermelt, tot onderhoud der armen der sijnagoge ’s wekelijks te moeten betalen drie stuivers gedurende sijn absentie hetwelke hem in cas van weijgeringe door de raadtsdienaar met kennis van de heer præsiderende borgemeester sal worden afgehaalt.

8
Onder den dienst ofte ceremonien zal niemand in de sijnagoge enige praat ten dienste niet behorende mogen gebruiken; de dader door eene der diakenen wordende angemaant stille te sijn en niet gehoorsamende zal verbeuren drie stuivers voor de armen.

9
Veelmin sal jemant ter vergaderinge onder den dienst wanneer de rolle des wets openlegt of gelesen wort een ander mogen schelden of schendwoorden toevoegen bij verbeurte van 18 stuivers: de helfte voor de armen deser stadt en de andere helfte voor die der joden.

10
Jemandt in de sijnagoge sig onderstaande sijne medebroeder aldaar quaadaardig te stoten, slagen of diergelijx te plegen sal verbeuren 6 carolus gulden: de helfte voor de armen deser stadt de andere helfte voor die der joden (exempt hetgeene so een quaadaardige en schuldige door de heren B. ende R. sal worden opgelegt) en sal in desen als in het 8e en 9e articul de diaken geloof meriteren zonder verdere getuigen benodigt te sijn en de breuke van de quaadaardige werden afgehaalt als articul 7.

11
Alle vreemde joden hier ter sijnagoge komende sullen sig an het 8e, 9e en 10e articul in aller voegen moeten onderwerpen.

12
Sal ook geene van de gemeente of vreemde joden hier ter sijnagoge komende of hier wonende enige scheldtwoorden of onbetamelijke redenen tegens de diakonen of hare bedieninge rakende voortbrengen (tensij bewesen werde dat ontrouw met het diakengelt of sijnagogezaaken hadde gehandelt) bij verbeurte van 30 stuivers als articul X. Edog so een diaken mogte worden bevonden ontrouw te hebben gehandelt sal daarover naar gelegentheit van saaken werden gestraft.

13
De diakenen in der tijdt sullen de vrijheit hebben om de gemeente bij breuke doen vergaderen wanneer jets van belang hebben voor te stellen en die niet compareert sal de breuke moeten betalen als boven. Voorts sal het voorgestelde bij omvrage en met meerderheit van stemmen besloten door degene die niet compareren niet worden tegengegaan, veel minder daar onder te worden gerekent, maar sig met het geresolveerde tevreden te houden sonder enige tegensprake en sal sulken omvrage minnelijk moeten worden gedecideert sonder de minste beledinginge van den eene tegens den ander; hetzij met woorden, feijtelijkheden als anders bij verbeurte van 6 stuivers voor de joodse armen of swaarder naar gelegentheit van saaken en sullen de diakenen hierin geloof meriteren zonder enig verdere bewijsen daartoe nodig.

14
In tijd van nood jemandt der gemeente of vreemdelingen hier komende met ziekte wordende bevangen, begeerden dat bij haar gewaakt wierde, sullen in cas van nood geene van de gehele gemeente alhier woonagtig daarvan bevrijt sijn exempt een man of vrou seventig jaaren oud. Edog sal een rolle werden gemaakt, waarbij sal worden vastgestelt om bij een olde zieke twe en twe tegelijk te waaken; namelijk des daags van 8 uiren tot 10 uiren des avonts en des nagts van tijn uiren tot agt uiren des anderen dag ’s morgens sonder nalatinge en ingevalle jemant selfs niet willende waken sal een ander daarvoor in sijne plaatse stellen of daarvoor betalen een carolus gulden an de diaken, welke selfs daarvan niet sullen bevrijd zijn, maar bij een jonge sieke zal een waaken in plaats van twe zijn.

15
Insgelijx sal bij een doode niemant bevrijdt sijn hetzij man of vrouw (exempt 70 jaarige) maar gehouden sijn mede te helpen van het begin des doodts noodsakelijkheden tot het einde der begravinge bij verbeurte als articul 14.

16
Bij aldien een doode buiten de stadt naar elders moeste worden vervoert of van elders alhier moeste worden gehaalt, sullen twe mannen bij mannen twe vrouwen bij vrouwen, maar bij kinderen een bij lotinge worden getrokken welke deselve sullen moeten wegbrengen of haalen, waarvan niemant hier wonende sal sijn bevrijdt exempt boven gemelt en sullen onder dese lotinge als articul 14 en 15 vermelt verpligt sijn alle jongmans alhier boven de twintig jaaren oudt en sal niemant hier in onwillig sijn bij verbeurte van twe carolus gulden, maar jemant in hunnen plaats mogen stellen hetzij man of vrou of jongman. Sullende alleen hiervan bevrijd sijn die twe a drie daagen bevorens uit de stadt sijnde geweest en wederkomende sal hunne des noodigs in het waaken terstont invallen. Edog hier wesende en reedts een zieke oppassende oof voor handen sijnde sal geen uit sijn gelden maar hun beurte op hunne kosten worden uitbesteedt.

17
Jemant hier woonagtig onder de gemeente behorende, sullen de vrienden die niet vermogen door vreemde of andere joden in cas van overlijden te laten behandelen of doodtsgeregtigheden aandoen tensij hier woonagtig mogten weesen bij verbeurte van 20 gulden ten profijte van de sijnagoge alhier.

18
Alle ceremoniele sijnagogische artikulen, so gebruikelijk in dese Nederlanden sijn onder de joden in hare sijnagoge, zullen worden nagevolgt alsof hier mede waren ingelijft. Alles tot goede harmonie en welsijn der gemeente alhier.

Waarop gedelibereert hebben de heeren Burgemeesteren ende Raadt de voorstaande articulen invoegen op het voorstel der gemeente door de diakenen geprojecteert bij desen geapprobeert om te dienen tot een reglement waarna sig de joodsche gemeente sal hebben in het toekomstige te reguleren.

Woensdag den 21 februari 1744.

Bron: GrA Stadsbestuur van Groningen
(2), 1594 – 1815 (SG) (Tg. 1605) resoluties d.d. 20.2.1744 pp. 314-322 (deel
36).

Reglement voor de Joodse gemeente Groningen 1754

Isaac Joseph Cohen en het grootste gedeelte van de Joodse Gemeente dat zij sinds enige tijd getolereerd in de leenbank synagoge houden, die moet nu worden ontruimd en zij willen nieuw reglement en een huis en verzoeken in commissie gehoord te worden. De artikelen worden goedgekeurd en een commissie opgedragen om een plaats voor een synagoge aan te wijzen.

De drie oudere en jegenswoordige diaken, penningmeester en verdere vereenigde der Joodsche Gemeente in Groningen hebben zich ten hoogsten verplicht geacht ter obediëntie uwer edel mogenden afgegevene heilzame bevelen op het deemoedigst en eerbiedigst onder ’t oog te brengen, dat ter bequamer vermijding van anders te dikmalige en veelvuldige oneenigheden, mitsgaders tot beter vereeniginge en vreedzamer bestier in remonstranten godsdienst en zeden, als mede tot voorkoming van scheuringen en verwijderingen moge werden geordonneerd en vastgesteld:

1
Dat remonstranten met eenparigheid van stemmen onder het believen en goedkeuring van U edel mogenden tot rabbiner hebben gekozen en aangesteld de edele Isaak Joseph Cohen.

2
Dat van nu af aan en voortaan het verkiezen van diaconen en penningmeester, voorzanger en coster, alsmede alle die welke men tot den godsdienst en bestier van kerk en zaken mochte vereischen, door meerderheid van stemmen zullen verkozen en aangesteld en de insgelijks van die hunne dienst bedankt, vrijgesteld en andere in plaats verkozen worden, zonder dat iemand ofte eenige van de gemeente afzonderlijk zich tegen die af‑ en aanstellinge door de meerderheid gedaan, zal kunnen afte mogen opposeeren.

3
Dat ingeval d’een d’ander der gemeente – wie ’t ook zoude mogen wezen – zich (tegens hope en verwachtinge) tot eenige buitensporigheden ofte iets ergelijks kwam te vergrijpen ofte ontvallen, den zoodanigen zal onderworpen zijn de censure en breuke zoo als door de meerderheid van stemmen dezer Gemeente denzelven zal worden opgelegd. Welke breuken zullen toegepast, uitgereikt en ingevorderd worden door de diaconen in der tijd; zijnde de eene helft ten profijt van de gereformeerde armen dezer stad en de andere helft ten nutte der joodschen armen. Blijvende nochtans het crimineele en allen verder recht der hoge heeren burgemeesteren en raad dezer stad competeerende in dezen ongepraejudicieert en volkomen in kracht.

4
Dat alle restanten – het moge ontstaan zoo voor zitplaatsen in de kerk, vrijwillige giften, alsmede uit breuke, niet uitgezonderd van de kerk‑ en armengelden – zullen door de diacon en penningmeester met voorlige [= voorliggende] toestemming der hoogwelgeboren gestrenge praesideerende heere burgermeester der stadt door een raadsdienaar met parate executie toe necessideeren.

5
Zoo iemand der gemeente zich mochte vergrijpen ofte onderstaan eenige molest – hetzij in woorden ofte daden – te ondernemen bij het aangaan, ofte onder, ofte bij het scheiden van de godsdienst, zal den zoodanigen onderhevig en verschuldigd zijn aan alzulke breuke en censure als de diaconen en rabbiner na toedracht van zaken en gemoedelijk zullen oordeelen te behooren. Welkers voltrekkinge en effect in manieren als articulo 4 gevordert en an dien articulo 3 gementioneerde armen gedistribueert worden.

6
Alle bij vervolg van tijd nog noodige articulen ter bestier en vereischtens ten nutte van godsdienst en kerk – zooals bereids gemaakt zijn ende nog mochte noodig geoordeeld worden – zullen door de diaconen en meerderheid van stemmen der gemeente beraamd, vastgesteld en aannemelijk geacht worden.

Zulks allen dezen met nederige gehoorzaamheid en onderwerping aan de hoogwijze bevelen en apporbatie van edel mogenden heeren door ons ondergeteekende in Groningen 27 aug. 1754.

[w.g.] Isaak Joseph Cohen als rabbiner; Philip Abrahams, oude diacon; Israel Abraham Lazarus, diacon‑penningmeester; Maghiel van Ameland, oud diacon; Abraham Benjamin; Joseph Meijer Goldsmid, bankhouder alhier; David Arent als bankhouder alhier; Moses Joseph; Sadok Joseph; Meijer Isaaks; Levij Pords; Moses Emanuel, horlogiemaker; Isak Elias; Isak de Vries; Marcus Polack Cohen; Aron Arones.
d.d. 27.8.1754.

Bron: GrA SG (Tg. 1605) requestboek 45 d.d. 13.9.1754.
Bron: I. van Hoorn, ‘Geschiedenis van de Joden in de stad en provincie Groningen X’ in: Nieuw Israelitisch Weekblad  d.d.5 april 1929 (verschenen in 30 afleveringen november 1928-augustus 1930).

Reglement voor de Joodse gemeente Groningen 1767

Op den requeste van I.J. Cohen, opperrabbiner der Joodsche Gemeenten, en consorten als bestierders van de thans alhier zijnde Joodsche Gemeente, dat bij hun edel mogenden den 13 september 1754 is geapprobeerd ’t project door hun remonstranten opgemaakt, waardoor de godsdienst zonder storinge in de Gemeente in rust en vrede konde worden gemaintineerd; doch alzoo er eenige personen zijn, welke aan voorgemelde ordres niet willen obtempereeren en bijzonder een Meyer Izacks, waarom verzochten dat in deze zoodanige maatregelen mogen werden beraamd, dat voorgemelde geapprobeerde project door hun konde worden geëxecuteerd.

De heeren burgemeesteren en raad na gehoord rapport de bij dezen geannecteerde en gepræsenteerde project articulen geapprobeerd en cum approbata doen teekenen.

GrA AScr requestboek 55 d.d. 14.12.1767.

Edel mogende heeren burgemeesteren ende raadt in Groningen:

De vereenigde der Joodsche Gemeente in Groningen hebben sig ten hoogsten verpligt geagt ter obediëntie uwer edel mogende afgegevene heylsame bevelen, op het demoedigst en eerbiedigst te remonstreren dat om een bequamer voortkoming van de dikmalige en veelvuldige oneenigheden, mitsgaders om een beeter vereeniging en vreedsamer bestier in remonstranten godsdienst en zeeden, alsmede om de bevijdinge van scheuringen en verwijderingen tot ampliatie en alteratie van ’t geene u edel mogenden in curia in dato den 13 september 1754 hebben geapprobeert, moge worden geordonneert en vastgesteld:

1 mo
Dat aan zijne excellentie Isaak Joseph Cohen, denwelken met eenparigheid van stemmen onder het believen van u edel mogenden en desselfs approbatie in ’t eerste articul van d’approbata in curiæ tot rabbiner is geëligeert en aangestelt, worden geadjungeert ses administratoren, welke gehouden sullen wesen alle maanden te vergaderen om in ’t vervolg de godsdienst en ceremoniën daaromtrent betreffende te reguleeren op sodaenige poenaliteiten als rabbiner genoemd benevens de ses adsessoren sullen goedvinden tegens de contraventeurs te beraamen (zoo verre contraire aan ’t derde articul van d’approbata in curia, dat in het zelve ’t reguleren van breuken en poenaliteiten overgelaaten is aan de meerderheid van stemmen der geheele gemeente), dog alles tegens de kwaadwillige op approbatie van den hoog edelen gestrengen heer presideerende in der tijdt.

2 do
Dat de breuken conform het 3de articul van de approbata sullen ingevordert en uitgereikt worden door de diacon in der tijdt, waarvan d’eene helft sal koomen ten profijte van de gereformeerde armen deeser stadt en d’ander helfte ten nutte der joodsche armen.

3 tio
Dat ingeval sig jemandt van de sogenaemde ledematen van de Joodsche Gemeente tegens eenige kerkelijke ordres mogt opposeren ofte complotten te maken tegens de gemeente, alsmede aparte conventiculen ofte synagoge op te stellen, geen gehoor daaromtrent willende geven aan den rabbiner, parnassiner en penningmeester, maar in een sekere kerkelijke ordre gecondemneert zijnde of in een geldboete, zig daar tegens niet sal mogen t’opposeren (gelijk sulks in Amsterdam en verdere Joodsche gemeenten gebruikelijk is); edog daarmede niet vreedig weesende, zig sal moeten vergenoegen d’uitspraak van den hoog edelen gestrengen heer praesiderende in der tijdt.

4 to
Dat het voorgenoemde ook sal plaats hebben als wanneer jemand eenige breuke sal sijn opgelegt ter oorsake hij sig (tegens hoope en verwagtinge) tot eenige buitenspoorigheeden ofte iets ergerlijks kwaame te vergrijpen ofte excederen; blijvende nogthans (conform het 3de articul van d’approbata) de criminele en allen vorder regt de hoge heeren burgemeesteren ende raad deser stad competerende in deesen ongepraejudiceert en volkoomen in kragt.

5 to
Dat alle vrijwillige giften, verhuringe der zitplaatsen in de synagoge en almoesen, waarvan de Joodsche Gemeente niet in staat sijnde uit eigene fondsen alles te konnen onderhouden zigh moet ondersteunen, alsmede de breuken niet uitgezonderd (conform het 4de articul van de approbata) sullen worden geïnnet bij parate executie met assestentie van den dienaar in ’t pandt, edog met voorkennisse van den hoog edel gestrenge heer praesiderende in der tijdt zonder verdere procedures te mogen maken.

6 to
Dat doordien veel inkoomen der synagoge bestaat uit de revenues der zitplaatsen, deselve sullen moeten worden verhuurt bij opbot en iedereen sijn gehuurde plaatse bekledende, sal de huure daarvan ’s weekelijks moeten betalen; dog diegeene dewelke geen plaatsen konnen of willen huiren (sonder onderscheid van sexe en boven dertien jaaren oudt sijnde) sullen moeten buiten het hek van de kerke verblijven sub poena door den rabbiner en adsessoren te bepalen onder approbatie nogthans als boven articul primo.

7 mo
Dat de taxatie door de gemeente onderling sal worden beraamt (alle jaaren met primo may beginnende) nopens zodaene penningen als door ieder ledematen tot onderhoudt der synagoge, armen en verdere kosten ’s wekelijks moet worden opgebragt; en dezelve sal worden gereguleert naar meerderheid van stemmen van de geheele gemeente, dogh niet hooger als een gulden en niet minder als twee stuivers per week, welke penningen sullen worden geïnnet als vooren articul quinto.

8 vo
Dat alhoewel zoo het gebeuren kan ieder sijn quota waarop ’s weekelijks getaxeert is niet betale, zal zulx voor restant genomen worden en de penningmeester sal alsdan gehouden sijn met vier weken die restanten te innen of andersints sal daarvoor selfs responsabel wesen.

9 mo
Dat de ses administratoren die den rabbiner toegevoegt sijn onder elkanderen sullen rouleren, in zooverre dat ’s jaarlijks twee in bedieninge sijn en elkanderen van jaar tot jaar met primo may telkens te beginnen successivelijk vervangen; en zoo jemand van dese ses persoonen koomen te versterven of van domicilium te veranderen of onverhoopt in armoede te vervallen, dat alsdan de overige vijf benevens den rabbiner een sesde in des deficiëerdens plaatse op u edel moogenden approbatie sullen mogen verkiesen (contrarie aan ’t tweede articul van de approbata in curia, dat aldaar het verkiesen van jemand in een andermans plaats geschied door meerderheid van stemmen der geheele gemeente).

10 mo
Dat d’afgaande penningmeester ’s jaarlijks gehouden sal sijn rekeninge, reliqua te doen aan de rabbiner en desselfs adsessoren en sal na gedaane rekening sulx aan de geheele gemeente worden gepubliceert.

11 mo
Dat voor het tegenswoordige worden aangestelt tot voorgenoemde administratie als sijnde daartoe de nutste en bekwaamste Israel Abraham Lazarus, Michiel Levij van Ameland, Joseph Meijer Goldssmit, Isaak Modell, Joseph David Levij en Levij Israels  (edog op u edel mogenden approbatie).

12 mo
Dat ingevolge een vreemde jood ’t zij alleen ofte met vrouw en kinderen alhier mogten koomen met de wooninge om alhier als inwoonder te sijn, ofte het burgerrecht te winnen, sulks niet sal sijn gepermitteert bevorens sig bij den rabbiner en desselfs adsessoren hebben geaddresseert en behoorlijke attestatie hebben bekoomen.

Alle deze articulen met needrige submissie en onderwerping an de hoogwijze beveelen en approbatie van u edel mogende heeren versoeken wij ondergetekende der Joodsche Gemeente in Groningen.

 [w.g.] Philip Abrahams, Israel Abraham Lazarus, Joseph Meyer Goldsmit, Maghiel Levij van Ameland, Sadok Joseph, Abraham Benjamin, Levie Israels, Abr. Hartog, Moses Abraham en Levie Eliaser.

Collatie voor accoord actum den 30 januari 1770, dr. W.S. Schulenburg, richter.

Bron: I. van Hoorn, ‘Geschiedenis
van de Joden in de stad en provincie Groningen XV’ in: Nieuw Israelitisch Weekblad  d.d. 26 juli 1929 (verschenen in 30 afleveringen november 1928-augustus 1930).

Reglement voor de Joodse gemeente Groningen 1776

De E.E. Heer in der tijd preasiderende Borgemeester Tjassens en sijn Ed. Heeren adsessoren ten gevolge apostille commissoriaal van den 4 junii jongst geexamineert hebbende de klagte van Israel Abraham Lasarus als penningmeester van de Joodsche sijnagoge en die geconfronteerd met derselver inrigtinge en successive reglementen, mede overgeroepen hebbende de nog resteerende administratoren en gebesoigneerd over de middelen van redres hebben ter vergaderinge gerapporteert:

Dat de disobientie aan de reglementen en eigene geapprobeerde conventien ende dissentien van eene weerbarstige natie tot die hoogte sijn gekommen, dat het credit van de sijnagoge en de securiteit van de goede ingesetenen die daar op hun geld hebben geschooten in het grootste gevaar is, doordien veele der nieuws ingekomene jooden zich ontrekken aan die lasten waaraan de Gemeente zich bij de inrigtinge heeft onderworpen en waarvan zij deselve voordeelen van Godsdienst genieten. En daar door zedert lange eene regeringloosheid hebben veroorsaakt, schuwende elk een opsiendersplaats uit hoofde van welken hij wegens de lasten aanspraakbaar is zonder genoegsaam regres, en waarvan voor hun selven het natuurlijk gevolg is eene verwaarlosinge van het eigen finantieweesen hunner sijnagogue en ten opsigte van het politiq gouvernement eene verarming of vertrek van de beste en gequalificeerste met behoud van eene ongeregelde menigte. Waarom zij Heeren gecommitteerden vermeenen dat in deesen eens in de grond diende doorgetast en ten dien einde proponeerden navolgende resolutie te nemen en in hunne sijnagogue te laaten kondigen en aanplakken.

De h.h. Borgemeesterenen Raad bij rijpe examinatie door hunne Heeren Gecommitteerden zijnde voorgekomen dat de Israelitische Natie over ’t geheel genomen niet beaantwoord aan de gunstige concessie van vrije inwooninge en godsdienst, maar dat veele met verwerpinge van de gronden der institutie van eene gepermitteerde sijnagogue, nevens de reglementen daarop en de geapprobeerde conventien daarover gemaakt, de zaaken in confusie brengen door zich te ontrekken onder frivole voorwendsels aan de lasten van de sijnagogue, waarvan zij de voordeelen genieten tot derselver discredit bij onse goede borgers, hunne creditoren, en even daardoor eene Regeeringloosheid in hunne kerk doen voortduuren. Terwijl ijder schuwt als opsigter convenibel te sijn nopens der sijnagogues schulden sonder regres op hen die deselve frequenteren.

Gelasten en ordonneren mits deesen aan alle jooden so in hunne stad met hunne permissie domicilieren, hetzij deselve werklijk lidmaaten sijn of onder den naam van bijwooners den Joodschen Godsdienst in de sijnagogue oeffenen, sich als succederende aan de eerste oprichters van de sijnagoge, zo voor ’t grootste gedeelte sijn versmolten, schriftelijk onderwerpen aan een soortgelijk verband voor de lasten en onderhoud der sijnagoge, ijder pro quota van de weeklijksche contributie, hoger of lager, thans over allen te extenderen naar hunne omstandigheeden onder opsichte van Heeren gecommitteerden, zodanig dat in de lasten, capitaalen en renten na deselve pro portie tot het geheel sullen dragen als sij min of meer in de weeklijksche contributie voor het gewoon onderhoud sullen sijn getaxeerd. Welke taxatie voor deese reijse sal gedaan worden door ses administratoren onder ’t opsigte van Heeren gecommitteerden, in dier voegen dat voor nu en het vervolg een vast quantum sal worden bepaalt, soals de nood van de sijnagoge vereischt en daarna de repartitie van de weeklijksche contributie gemaakt over diegeenen die nu reets gequotiseerd sijn of die deselve of in deselve proportie sal blijven, doch over de ongequotiseerden van nieuw worden gemaakt. Alles voor een jaar en na dien tijd weder door de geheele gemeente op approbatie van de Heeren gecommitteerden.

Ten welken einde een schriftelijk geprojecteerd verband ten huise van de rabbi Cohen binnen 14 dagen na deese afkondiging zullen hebben te teijkenen bij poene dat de permissie van inwooninge aan hun als jooden gegeven de facto sal sijn ingetrokken en hun met hunne famille de stad ontsegt.

Gelastende voorts den Rabbi na experatie van veertien dagen het getekend verband te brengen aan handen van de Heer Borgemeester Tjassens bij de boete van een ducaton daags bij versuim.

Eindelijk versoeken, committeeren en magtigen de Heeren Borgemeesteren en Raad den Heer Borgemeester Tjassens en sijn Ed. Heeren adsessoren de gestabiliseerde regeerings orde of opsigt van de Joodsche kerk te herstellen en op vaste gronden te setten, de weeklijksche contributien als boven gemeld te doen formeren, en het finantieweesen van de Joodsche kerke door de best mogelijke middelen te redresseren en assecureren, waaraan jeder bij genoemde poenaliteit sal hebben te gehoorsamen.

Blijvende de onveranderde articulen in haar geheel. En sal deese aan de Rabbi worden geinsinueerd en de kundiging bij den selven vertekend worden.

Waarop sijnde gedelibereerd hebben de Heeren Borgemeesteren en Raad de Heeren gecommitteerden voor opreuse moeijte bedankende, sig met het uitgebragte rapport geconformeert en hetselve aldus gearresteert.

Luidende het schriftelijk verband door de Joodsche Natie te ondertekenen in verbis.

Wij ondergeschreven Israeliten aan welke niet alleen door Borgemeesteren en Raad in Groningen de inwooninge in hunne stad voor jeder speciaal is vergunt, maar tevens de vrije oeffening van onsen Joodschen Godsdienst door het deelgenootschap aan het gebruik en de voordeelen van de sijnagoge in den jaare 1757 voor rekening van de Joodsche natie alhier gestigt en met de ordres van hun Ed. Mogenden geapprobeerd en gemaintineerd, verklaaren door deesen als nevens de eerste oprigters deselve belangens en verpligtinge hebbende ons niet alleen te submitteeren, hetzij bij herhaalinge voor die reets gequotiseerd sijn of van nieuws voor de ongequotiseerden, aan zodanige weeklijksche contributie als de ses opsienders onder approbatie van Heeren gecommitteerden ons voor deese reijse en vervolgens de geheele gemeente ’s jaarlijks sullen opleggen naar onse omstandigheden ingevolge den inhoud der reglementen tot het onderhoud en gewoone lasten van onse kerke, maar ons ook in gelijkheid met de eerste oprigters met submissie als naar regte voor ons en onse erfgenamen te verbinden voor de capitaalen en renten zo ten laste van de sijnagoge sijn in proportie van onse weekelijksche contributie. En ten dien einde de Rabbi en ses opzieners te volmagtigen om met en nevens hen ter securiteit van de creditoren ijeder voor sijn quota daarvoor een geregtelijk verband onder ’t opsigte van de Heeren Raadsgecommitteerden te passeren.

Bron: GrA SG (Tg. 1605) inv. nr. 49 d.d. 20 december 1775.

Ordre op de joodsche gemeente […] als tot dezen volgens resolutie van den 20 december 1775 plenair geauthoriseerd, ontworpen en vastgesteld.

Lidmaatschap van de gemeente

1
Geen jood zal hier geduld worden, dan die door Borgemeesteren en Raad is geadmitteerd.

2
Voor geadmitteerd worden gehouden die thans het verband voor de quotisatie en kerklasten hebben gepasseerd met hunne famille.

3
En zullen verder werden gehouden derzelve zoons die aparte huishoudinge of neringe hebben of trouwen, ’t zij zij in of buiten hun ouders huis wonende; mits dat door Borgemeesteren en Raad bij request en apostille insgelijk zijn geadmitteerd op een attestatie van goed gedrag van den Rabbi en Parnas en het voorschreven verband mede geregtelijk zullen hebben beleden en twaalf gulden aan de kerk betaald.

4
Als mede van buiten inkomende mannen die trouwen aan dogters van hier geadmitteerde joden mits bij apostille van den Raad geadmitteerd op eene attestatie van goed gedrag van den Rigters ter plaatse alwaar de laatste vijf jaaren hebben gewoont, alsmede van den Rabbi of Rabbiners, Parnas of Parnassen, alle in ’t Nederduitsch geschreven of overgezet bij ’t orginele overgelangt; mits even eens het verband als boven vertekende en vijfentwintig guldens aan de kerk betalende.

5
En eindelijk alle andere van buiten deze stads muuren inkomende die voldoen aan de requisiten van het voorig artikel met bijvoeging in de attestatie van den Rabbi, dat zij zonder bezwaar van den armen hun kost hebben kunnen winnen en inplaats van vijfentwintig gulden aan de kerk betalende vijftig guldens voor een enkelen persoon en vijfenzeventig guldens voor een huisvader met zijn famille.

6
Om dit stad te doen grijpen zal de Penningmeester niemand mogen aantekenen, noch de Rabbi als van zijne gemeente mogen admitteren aan wien enige van de voorschreven vereischtens ontbreekt. En zal de Penningmeester het request benevens rigterlijke en kerkelijke attestatie van een nieuws geadmitteerde jood bij den ontfang van de recognitie aan de kerke en daar opvolgende inteekeninge en leeninge moeten overnemen en appliceeren bij zijne rekeninge om na diens inneminge te restitueeren.

7
De Penningmeester in eits van desen manqueerende zal door Heeren gecommitteerden arbitrair ten voordeele van de kerk gebreukt worden.

Samenstelling en verkiezing van het bestuur

8
De regering der joodsche gemeente zal bestaan uit zes opzigters ad vitam, zoodanig dat eene vaceerende plaatse door de vijf overigen inwendig een maand zal wezen vervuld op ordre van de Parnas bij een daalder breuke ijder week dat de convocatie daartoe verzuimt ten voordele van de kerke en bij den President en zij Heeren Adsessoren op overgegevene vertekende aanstellinge worden geapprobeerd ende gedaane keuze door den Penningmeester in het resolutieboek worden geinsereerd.

9
Uit dezen (continuerende de præsente tot dien tijd) zullen van may 1777 af jaarlijks een Parnas en een  Penningmeester bij rouleringe werden gekoozen en als in ’t voorgaande artikel geapprobeerd en ten dien einde in de maand van may gepræsenteerd worden bij breuke van een daler voor elke dag verzuim van convocatie door den Parnas aan de kerk te voldoen.

10
Edoch indien door oneenigheid de geciteerde opzigters mogten compareren zal de Parnas, met vertoninge van dit artikel, des anderen daags een Raadsdienaar van den Heer Præsiderenden moeten verzoeken om die citatie ten hunnen kosten te doen met schriftelijk rapport, hetwelke hij in cas van verdere weigeringe in den vollen Raad zal moeten inlangen met verzoek van dispositie daarop aan den Heer Præsident en bij acceptatie ter gelegentheid van de rekeninge ter zijner diseulpatie aan de Gecommitteerden vertoonen.

Taken van de parnas

11
De Parnas zal als het Hooft der gemeente worden geconsidereerd en uit dien hoofde alleen het regt hebben de convocatie der opzigters en daar het vereischt werd mede van den Rabbi, gelijk ook van de gehele gemeente, doch in dit geval met bijroeping van onze Stads-Fiscaal.

12
Dezelve zal de stemmen inneemen, concluderen en bij steekinge van stemmen de decisie hebben.

13
Dezelve zal alle de reglementen van den raad en de ordres der vergadering doen executeren.

14
Dezelve zal de rust en ordre in de synagoge bewaaren, boetende de ongehorzamen eerst in zes stuivers, bij tegenspraak in twaalf stuivers en vervolgens bij dadelijke uitzettinge uit de synagoge tegens hen doende procederen om als dan door de gezamentlijke opzigters gebreukt te worden tot twee dukatons toe.

15
Dezelve zal de bediendens tot haare pligt houden en ten dien einde met advijs der andere opzigters mogen breuken tot twee ducatons met inhouding van hun tractement daar voor bij de Penningmeester.

16
Eindelijk zal dezelve gehouden zijn aan de Heeren Gecommitteerden, Præsident en Adsessoren schriftelijk over te geven alle contraventien tegens deeze artikelen, waarop hij geen magt heeft om ordre te stellen en des gerequireerd denzelven van zijn advies dienen.

Taken van de penningmeester

17
De Penningmeester zal hebben de gehele manconce van ontfang en uitgave en die alle drie maanden aan de vijf opzigters en alle jaar in hunne præsentie aan den Præsident en zijn Edele Heeren Adsessoren verantwoorden en op aller ondertekeninge te sluiten.

18
Om dit behoorlijk te doen zal hij in zijne rekeninge voor den ontfang laaten gaan een pertinente staat van alle goederen de kerk toebehorende en daarvan de lasten.

19
Vervolgens den ontfang dus dresseren dat het eerste capittel de meerdere ontfang of, zoo die er niet is, memoria.

20
Het tweede capittel de vaste huuren, renten etcetera.

Inkomsten

21
Het derde de inkomsten van de taxatiegelderen, zitplaatsen, offergaaven etcetera de man voor man met uitdrukkinge van de wekelijksche contributie en het jaarlijksch rendement van ijder persoon.

22
Tot het formeeren van deze contributie zal hij jaarlijksch in de maand may beginnen de Anno 1777 (tot welken tijd de tegenwoordige stad zal grijpen) van den Parnas verzoeken de convocatie van de gemeente en de assistentie van den Stads-Fiscaal om dezelve te formeeren en die taxatie door den Fiscaal getekend ter approbatie van den Heer Præsident en Adsessoren overgeeven om cum approbatie getekend aan den Penningmeester ter hand te worden gesteld.

23
Doch zal de taxatie van iemand nieuws inkomende provisioneel tot de eerste algemeene taxatie geschieden door dezes opzigters.

24
In cas van founeering van capitaal of geld boven de ordinaire inkomsten zal deze taxatie de basis zijn van de proportie, naar welke de Penningmeester de omslag over de gemeente zal formeeren met approbatie van de Heeren Gecommitteerden.

25
De verificatie van dit capitaal zal bestaan in het geapprobeerde cohier van de laatste jaarlijksche taxatie en applicatie van de blijken artikel zes gemeld voor de nieuws ingekomene.

26
Het vierde capittel zal behelzen de inkomsten van het badt.

27
Omtrent het badt word van nu af aan gestatueerd, dat hetzelve publijk zal worden verhuurd aan de meest biedende met genoegzame borge tegens den eersten verschijndag.

28
En wel op conditien van die vereischten en die toeverzigt en die geene die het badt houd, welke de Rabbi door zijne ondertekeninge oordeelt te voldoen aan de welvoegelijkheidt en ceremonien. En dat niemand een particulier badt zal mogen hopuden bij de breuk van tien dukaten aan de kerke.

29
Het vijfde capittel zal behelzen de offergelden der passanten en vrijwillige giften met naame en datum gespecificeerd. En van het trouwen van in en uitheemsche.

30
Het zesde capittel de inkomsten van de oude schulden, van restanten en verders van alle het geene onder voorige capittelen niet kand worden gebragt.

31
Agter de ontfang zal hij voegen een notule:
1. van oude schulden met uitvoerenge uitdrukkenge door wie, wanneer en waardoor zijn gecontracteerd en welke te bekomen:
2. van de restanten van deeze zijne eerste rekeninge en vervolgens van de zijne en de overgenomenen.

Uitgaven

32
De uitgave zal de Penningmeester beginnen met de meerdere uitgaven van het slot van het voorige jaar, of zoo die er niet is, stellen memoria.

33
Voorts in het tweede capittel stellen de uitgave aan tractementen van bedienden onder quitantien in ’t nederduitsch.

34
Het derde capittel zal behelzen de betaalde intressen van genegotieerde capitalen en afdoeninge van capitalen bij quitancie als boven.

35
Het vierde reparatien en andere noodwendigheden onder quitancie als boven.

36
Het vijfde regtskosten, waaromtrent staat te noteeren dat geen Parnas, Penningmeester, noch alle de opzigters tezamen eenige andere regtskosten active voor het toekomende in rekeninge sullen mogen brengen, dan van het indienen van nodige requesten met permissie van den Heer Præsiderenden en zijn Assessoren nae gegevene ouverture en van gedresseerde pandhalingen, waarvan de debiteur de kosten niet kan betalen, tenzij na convocatie van de gemeente met consent van den Raad. En zal hij ingeval gedaegd word bij requeste eene commissie moeten verzoeken om de zaak bij te leggen of authorisatie tot pleiten te ontfangen. Zullende bij verzuim dezes de kosten uit hun eigen beurs moeten betaelen en de teregt betaalde met quitantien doceeren.

37
Het zesde zal behelzen de uitgegevene aalmoezen te bewijzen met de ondertekeninge der opzigters van drie maand tot drie maand.

38
Het zevende uitgaeve aan begraaffenissen uit de separate kassa met specificatie en voor wien en nodige quitantien.

39
Het agste uitgave van allerlei onzeker.

40
Het negende de vacatien der Heeren Gecommitteerden voor het inneemen der jaarlijksche rekeninge à ses guldens ses stuivers sonder quitantie. De vacatien van den Advocaat-Fiscaal wegens het bijwonen van de convocatie van de gemeente telkens een gulden tien stuivers op quitantie. De jura ter secretarij wegens prothocollatien, extraxten etcetera volgens secretarije notule etcetera, de competentie der weeskamers dienaren van commissien en rekeningen en eindelijk des rendants dedomagement wegens het schrijven der rekeningen, het houden van het prothocol en schrijfbehoeftens à vijftien gulden vijftien stuiver.

41
Deze rekening zal de rendant dubbeld overgeven ter secretarij in de maand van may bij poena van een daler breuke voor elken dag van verder verzuim met applicatie van de blijken en twee borderellen alsmede van de oude rekeninge om door den Praesident en Adsessoren nevens een stadssecretaris te worden ingenomen, zullende eene rekeninge en een bordeel ter secretarij verblijven.

42
Na gedane rekening zal hij de blijken, geld en verdere reliqua aan den volgenden Penningmeester in praesentie van de Gecommitteerden overgeeven en van denzelven daarvoor quitantie in zijn boek ontfangen.

43
De Penningmeester zal van den ontfang niet meer als vijftig gulden alle drie maanden tot zijne particuliere beheringe aan dagelijksche noodwendigheden mogen ontfangen off behouden.

44
Van deze vijftig gulden zal hij aan een armen passant of inwonenden noodlijdenden jood niet meer voor eene reise of in eene week uitgeven dan van ses stuiver tot een gulden tien stuiver toe, mits zulks aantekende op zijn drie maandelijksche notitie en met concurrentie van den Parnas tot drie guldens, doch boven dien nodig zijnde met schriftelijke consent van de vijf opzigteren.

45
Het overige gelt zal opgesloten worden in eene kiste met drie diverse sloten, waarvan de Parnas en de twee volgende opzigters elk eene zullen bewaren en zal die kiste staan ten huize van den Penningmeester.

46
De Penningmeester geld nodig hebbende tot betaling van enige schulden zal daarvan eene petitie inleveren op de drie maandelijksche vergaderinge in ’t nederduitsch geschreven en daarop de Parnas en twee opzigters geauthoriseerd worden denzelven die penningen te laten volgen onder quitantie mits de uitgave op eerste drie maandelijksche vergaderinge zoo volgt verantwoordende.

47
Ingevalle tusschen de drie maandelijksche vergaderinge schielijk geld uit de kassa benodigd ware, zullen de Parnas en twee opzigters hem daaruit provisioneel tot de eerste vergaderinge mogen gerijven op quitanties van ligtinge en zulks direct aan andere opzigters notificeren.

48
Om te verhoeden dat de Penningmeester in oonvoorziene gevallen niet verlegen stae, zal niemand die een sleutel houdt uit de stad of hij zal dezelve aan een andere opzigters overgeevenbij een daler breuke.

49
De penningmeester meerder geld dan vijftig gulden bij kas hebbende zal zulks bij de drie maandelijksche vergadering nevens de anderen in de kist laaten brengen bij poena van voor alle, zelfs onvoorziene schaede, redevabel te zijn.           

50
Wanneer de cassa zodanig mogte arcresseeren dat eenige schulden konden worden afgedaan of opliggende lasten verminderd, zal de penningmeester daarvan schriftelijke kennis aan de eerste vergaderinge geeven.

51
Gelijk ook van alle middelen van convenabele belastingen en afsnijdinge van kosten welke hem zullen voorkomen om daarop de opzigters bij approbatie van gecommitteerden te worden gedecerneerd.

52
De zes opzigters zullen nevens den parnas en penningmeester – als uitmakende de bestierders van de kerke – nu direct nae den ontfang van deeze ordres vervolgens den eersten maandag in may, augusti, november en february vergaderen over alle voorkoomende zaaken ten waare een feestdag op dien dag invallende hun zulks verboodt wanneer de volgende zal worden genomen alwaar ook alle particulieren iets hebbende voor te stellen zich schriftelijk zullen konnen anmelden.

53
Deeze vergadering zal door den parnas worden aangezegt bij de boete van een dukaton en door de vijf anderen mede gefrequenteerd ten waare bedleerig of verreids waaren bij de boete van een daler en dat bovendien het beslootene zullen worden gerekend te hebben geratibeerd.

54
In deeze vergaderinge zal bij meerderheid van stemmen of in cas van gelijkheid bij decisie van den parnas over alles worden beslooten wat de oeconomie en goede ordre betreft exemt het volgende.

55
Geene nieuwe belastinge, opneeminge van capitalen, verpandingen en transporten zullen niet anders mogen geschieden dan na convocatie van de gemeente op approbatie van den raad bij requeste te versoeken.

56
Noch iets gestatueerd of toegelaaten hetgeen tegens de ordres van borgemeesteren en raad inloopt bij ontzegginge van de stad aan allen die daarvoor gestemd hebben.

57
Om dezelve ordentlijk en met vrugt te houden zal buiten het prothocol, waarin de resolutien van borgemeesteren en raad zijn geinsereerd en vervolgens konnen worden geinsereerd, een tweede prothocol worden gehouden beginnende met de naamen der opsienders van ijder jaar, vervolgens opgeveende eene lijste van de geadmitteerde jooden met bijvoeginge wie zeedert de laatste rekening nieuws zijn geadmitteerd met exhibitie van de blijken conform artikel 6.

58
En voorts continueeren de dag en datum van de gehoudene vergaderinge, de naamen der praesente opzieners, het voorgedragene en besluiten daarop genomen door de hand van den penningmeester geboekt en bij den parnas ondertekend en jaarlijks bij de rekeninge en het prothocol der resolutien voor een derde stuk aan de heeren gecommitteerden ter revisie worden overgegeeven.

59
Noch zullen de gesamentlijke opzigters zorge dragen dat zich geene ongepermitteerde joden hier neederzetten, maar zulks gewaar worden het den heer praesiderende door den parnas laaten aandienen om door de schout de stad te worden uitgezet.

60
Gelijk mede ten zelven einde zullen hebben aan te melden indien eenige arme passanten van hunne natie hier langer dan twee etmaal, buiten een invallende sabbath of feestdag, vertoeven.

61
Als ook de logementhouders van zulke perzoonen om naar de wetten te worden gestraft.

62

Eindelijk zullen dezelve beoordelen de boeten der ongehoorzaamen, tumultmakers in en schenders van de kerke, welke de cognitie van den parnas te boven gaan en niet onder die van den raad bij hunnen aanklagte vallen.

63
De tegenswoordige rabbi zal continueren op zijn gewoone emolumenten en vrije huishuure.

64
Doch diens plaats bij vacatuure door de geheele gemeente vervuld worden.

65
Zijne bedieninge zal bestaan in de uitlegginge van de wet, profeeten en psalmen en verdere schriftuuren, de reguleringe der ceremonien en het opzigt over de zeeden met aankleeve van dien.

66
Waartoe hem speciaal gerecommandeerd wordt, naar joodsch gebruik, in ’t vieren van den algemeenen biddag zijne gemeente ernstig te vermanen tot een eerlijk en zeedig gedrag en zich de inwooninge niet onweerdig te maken door onderkruipinge van gildenegotie of andere contraventien tegens de placcaten en zulks bij andere gepaste gelegentheeden herhaalen.

67
De rabbi zal niet alleen hebben het examen, maar ook de aanstellinge van een beestesnijder, zoodat niemand, wie hij zij, die functie zal mogen exerceeren bij een dukaton breuke ten voordeele van den wettig aangestelden voor ijder stuk van contraventie.

68
Ten opzigte van de Gothan Thaura en Gothan Breschit de honneurs daarvan en de profijten der kerke alsmede reguleeringe der publijke en private gebeeden, wordt zulks aan de zes opzigters nevens den rabbi overgelaaten.

69
Van de huwelijks voorwaarden naar wet en stijl gemaakt zijnde zal indien de huwelijksgift is onder de vijfhondert gulden van des bruidegoms zijde betaeld worden eene gulden en van des bruids zijde veertien stuivers. Zoo boven de vijfhonderd gulden dubbeld.

70
Van hier domicilierende jooden, die hier koomen te trouwen, zal door den bruidegom twee procento van zijn huwelijksgifte aan de kerke betaald worden, van vreemde die hier niet blijven woonen een procent.

71
Wanneer zoons of dogters van hier domicilieerende jooden zig buiten de stadt laaten copuleeren op eene plaatse alwaar geen van beiden vaste wooning heeft en zich binnen het jaar hier nederzetten, zullen dezelve betalen als off hier getrouwd waaren.

72
Omtrent de kerkelijke honneurs tot recompens van de onkosten aan de bruidegom te geeven wordt het maken van een vaste dispositie aan de opzigters nevens de rabbi overgelaaten.

73
De Rabbi zal voor het trouwen genieten volgens de amsterdamsche reglementen, welke mede plaats zullen hebben op de andere nodige onkosten.

74
Om de zuinigheid en zedigheid bij de bruiloft in agt te nemen sal niemand langer dan twee dagen uiterlijk bruiloft mogen houden bij de breuke van tien dukatons voor iede volgende dag.

75
Noch enige kristen na gedane ceremonie of uiterlijk na agt uuren bij dezelve mogen worden toegelaten bij de breuke van een daler voor elke persoon en zal de bruidegom die breuken betalen.

76
En opdat deeze punten te beeter geobserveerd worden, zullen de opzigters daar omtrent nauwkeurige inquisitie bij de gasten laaten doen. Welke daar omtrent verklaringe weigerende ieder in een daler boete zullen worden verwezen.

77
De Koster en de Schoolmeester zullen op hunne emolumenten continueren en bij vacature door den Rabbi en zes opzigters worden aangesteld.

78
Alle breuken zullen koomen ten profijte van de kerke en op deze wijze direct worden geinnet, gelijk de restanten, na verloop van veertien dagen dat de penningmeester den parnas verzoeke dezelve door den koster te laaten anmaenen, waarvoor die zal genieten drie stuivers loopgeld van de schuldige; voorts met veertien dagen niet betaalende schriftelijk zal worden aangemaand door den koster voor ses stuivers loopgeld, mits dat daar relaas van zijn exploit en ’t antwoord op zette.

Noch niet betaalende zal tegens den schuldigen op de eerste drie maandelijksche vergaderinge het doen van pandhalinge worden besloten en den penningmeester gelast zulks van de heer praesiderenden te verzoeken en zal niemand zulks op een regt mogen houden of verweigeren, tenzij het gevorderde gelt ter secretarije deponeere binnen vierentwintig uuren of borge stelle, in welken gevalle die zich beleedigt vindt request zal moeten praesenteeren om door gecommitteerdens der heer praesident en zijn edele heeren adsessoren finaal te worden ontscheiden zonder forme van regte of appel.

79
En aangezien de gemeente door onkunde tegens eenige van deze articulen zoude kunnen pecceren, zullen dezelve en in het nederduitsch en in de tegenswoordige joodsche tale overgezet nu en vervolgens viermaal in ’t jaar de gemeente worden voorgelezen en wie er copie van begeert dezelve op zijn kosten worden gegeven, uitgenomen de omgehaalde artikelen als betreffende de particuliere positie, zijnde artikel: 7, 10, 18, 21; incluis 25, 26, 29, 51; incluis 53, 54, 56, 57, 58 tot 84, welke niet voor de gemeente, maar alleen voor de opzigters zijn.

80
En zal dit geschieden ’s weeks voor de vierendeel jaarsche vergaderinge, de Rabbi attestatie van de gedaane voorlezinge passeeren en de Penningmeester zulks in het prothocol noteeren bij de boete van een daler en verantwoorden met het blijk van de Rabbi.

81
Alles hetgeene in dezen niet expres is veranderd zal blijven bij de voorige uitspraeken en resolutien, die ten prothocolle zijn geinsereerd.

82
Waarbij de Penningmeester deze ook sal laaten inschrijven ter stadssecretarij.

83
De kosten over allen dezen gevallen zal de Penningmeester in rekeninge mogen brengen.

84
Aldus bij ons voorzien en geruguleerd in Groningen den 19 februarij 1776: C. Tjassens, Trip, J. van Gesseler en I.W. Sijsen.

Bron: GrA Archief Volle Gerecht van de stad Groningen (Tg. 1534) j6 d.d. 6.2.1776 fol. 27v, 17.2.1776 fol. 30 en 19.2.1776 fol. 32v (reglement); GrA Register Feith-stukken Stadsarchief Groningen(meest afschriften), 1594 – 1815 (Tg. 2041) inv. nrs. 870 en 1406.

Reglement voor de Joodse gemeente Groningen1807[8]

Groningen den 9 van Grasmaand 1809.
Parnas etc. aan het Opperconsistorie.

Mijne Heeren.

Ter voldoening aan Uw Ed. aanschrijving vervat in Uw Ed. missive van den 10 jan. l.l. hebben wij de Eer hiernevens te zenden concept regelementen welke wij ingevolge Art.2 van gemelde aanschrijving met die juistheid hebben vervaardigt, als de zaak vordert en voor onze gemeente voegelijk is. Wij wachten hier op Uw Ed. nadere orderes en hebben de eer met zo veel achting als eerbied ons te noe­men.

Wel Edele Heeren, Uw Ed. Dienaren parnas, penningmeester en opsien­ders der gemeente voornoemt. Ter ord. van dezelve: I. Goldsmit, secretaris.

Art.1
Niemand zal mogen in de Synagoge onder het gebed, of onder de tijd van het voorleezen der wet redenen voeren die het gebed verstooren of andere onordening veroorzaken; en wie deze overtreed zal in de boete van 3 stuivers voor de armecasse vervallen zijn en zo dezelve aan de Parnas nog niet wilde gehoorzaamen, dan zal de Parnas aan de­zelve ieder maal met 6 stuivers boeten tot 39 stuivers toe, maar verders zal de magt van den Parnas op dezen dag, dat zulks ge­schied is niet strekken. Edog zal de Parnas de magt hebben, zoo het onrustig in de Synagoge is, waardoor het gebed of het voorlezen der Wet verstoort mogte worden, de rustverstoorder uit de Syna­goge laaten uitzetten, maar kan aan dezelve des anderen daags het gaan in de Synagoge niet weigeren; de verdere straffe van dezelve verblijft aan den Opperrabiner, dewelke aan hem na de omstandighe­den naar het regt der Wet en ’t land straffen zal, dog kan dezelve met geld niet meer als twemaal 39 stuiver boeten. De Parnas heeft den volgenden dag weder het regt, zo dezelve weder overtreed als bovengemeld te boeten, en zo ook den Opperrabbijn, verders is vastgestelt wanneer eene of meer in de Synagoge onrusten beginnen, zal de Parnas aan iedereen, wie het moge zijn bij de boete als boven aanzeggen dat zij ieder op zijn plaats rustig houden moet en boven­dien zal de Parnas verpligt zijn aan een ieder op zijn plaats te blijven aan te houden, zodat er geen onrust of twist ontstaan kan.

Art.2
Alle ledematen zullen verpligt zijn aan de Sabbatsavonds en ’s morgens, ook ’s agtermiddags zijnde Mincha en ’s avonds in de Synagoge te gaan op de behoorigen tijd, zoals door den Parnas zal gepubli­ceerd worden; en zo ook op de feestdagen en in dezelve tussendagen en de nieuwe maandsdagen, ook in de 8 dagen van Chanuka en het feest Purim en de vastgestelde vastendagen en in de dagen van Selichot of ook wanneer den jaartijd heeft, het zal aan den Parnas overgelaten worden, zoo hij bevinden mogte dat menigmaal het getal van tien – zijnde Minjan – niet in de Synagoge waar, zulks aan den Opprabbijn te adviseeren, waarvoor dezelve de boete voor het uitblij­ven betalen kan.

Art. 3
De voorzanger onzer gemeenten moet altoos volgens art. 2 in de Syna­goge zijn, en zal zig zonder permissie van den Parnas niet mogen buiten de plaats begeeven, ook is dezelve verder verpligt alle Vrijdagen en den dag voor alle Feestdagen den tex in de Boeken Moses naa te zien, omdat er in het doorlezen geen vout of eenig misschrift in bevonden word, en zo er in het nazien van den voorzanger een vout in mogte worden bevonden, zo zal hij voor het aanwijzen of repareeren 6 stuivers van de gemeente-kasse te genieten hebben, maar zo hij verzuimd om in de Synagoge te koomen, of wanneer een vout onder het voorlezen in Boeken Moses mogt worden bevonden, zo zal de voorzanger 6 stuivers aan de gemeentecasse moeten betalen.

Art. 4
De koster zal ook gehouden zijn volgens art. 2 bij tijd in de Syna­goge te zijn, om de zelve te openen of een ander aan zijn plaats besorgen: ook moet hij 2 kaarsen aansteken ter plaatse alwaar de voorzanger staat het gebed te verrigten, maar aan Sabbath ’s morgens en ’s agtermiddags zijnde Mincha mag zulks niet geschieden; ook zal de koster verpligt zijn voor het gebed beginnende om te publiceeren dat zig ieder onder het gebed stil en zedig houden, en zo ook onder het voorlezen van de Boeken Moses, verder zal dezelve verpligt zijn in weekelijkse dagen, wanneer in de Boeken Moses voorgelezen word, na het heilig gebed genoemd Keduscha, met de arme busen in de Synagoge om te gaan en zoo ook Mincha aan de vastendagen; verders moet hij ook alle gemeente gelden in qualite van den penningmeester op­halen en na dezen aan den penningmeester overgeven; ook moet hij in alle gemeenten diensten, als ook boodschappen en verders alle hare noodwendigheeden, altoos dienstig zijn en waarneemen, en zoo er van de opgehaalde gelderen door hem mogten aanmankeeren, zo zal hij direct van zijn ampt als koster ontslagen worden, en behalven dit ten gerigte worden aaneregeven; ook zal hij zig niet buiten de plaats mogen begeven of gepermiteerd zijnde van den Parnas, en zoo hij hier toe permissie verkrijgt moet hij dog een ander zolang in de plaats aanzetten om zijne diensten waar te neemen en zo hij hier niet aan voldoet, zal hij in de boete van 6 stuivers voor de arme kasse vervallen zijn.

Art.5
Alle jaar na den vastendag der maand Tamuz zal den koster in de Synagoge publiceert worden, dat een jongeling onder de 13 jaaren tot na den Sabbath van loofhuttenfeest geen Hagtora mag zeggen; en ook niet aan den Sabbath voor Purim en de sevende dag Paaschen en de eerste dag van Pingster mogen zulke jongelingen geen Hastora zeggen; en in het geheel zal geen kleine jonge geen Hastora mogen zeggen, of moetende weten tot wie hij den zegen doet, en ook goed weten de de letteren uit te spreken, maar die minder zijn zullen niet mogen. En den eersten dag Pingsten en aan Sahbath Chazon en den Sabbath voor den groten Verzoendag zal in het geheel geen ongetrouwde Hastora zeggen.

Art .6
Niemand zal mogen in de Synagoge komen aangekleed met een kiel of korte klederen of muilen, ook met een muts op – wat zoort ’t mogen zijn – ook mag niemand zonder mantel den dienst verrigten; ook zal den voorzanger of een ander niet mogen den dienst beginnen zonder permissie van den Parnas, en zo er den Parnas absent mogte zijn, zoo moet men den Penningmeester om permissie vragen; in het geheel bij absentie van den Parnas zal de penningmeester zijn plaats in alles vervullen en ieder verpligt zijn hem te gehoorzamen bij boete van 6 stuiver voor de arme kasse.

Art. 7
Een ieder wie op den Sabbath of feestdagen ’s morgens in de Synagoge voor de Wet geroepen wordt, moet gehouden zijn twemaal den zegen laten maken, en in den eersten zegen een stuiver aan de arme kasse offeren en in den tweden een halve stuiver en wie meer begeert te laten zegenen, zal niet minder als een stuiver mogen offeren, maar andere tijdes jaars hebbende niet meer nodig als een zegen te laten maken en een halve stuiver op de eere ceremoniel zijnde Mitwas mogen bieden of verhogeren.

Art.8
Ledematen der gemeente of ongehuwden dewelke in de week of in an­dere dagen dat men in het Wetboek voorleest den jaartijd hebben, zal men verpligt zijn dezelve voor de Wet te roepen en zulke in de Synagoge moeten publiceert worden, maar gehuwden hebben het regt voor ongehuwden, dezelve zijn alle verpligt hiervoor een stuiver aan de arme kasse te betalen buiten den zegen die zij laten maken; en zo zal het ook op Sabbath geschieden, diegeene die het Seejan heeft, zal verpligt zijn aan die zogenaamde Chijuvim voor de sevende op te roepen, waarvoor hij voor de sevende een ander kan laten oproepen. Feestdagen die in de weekdagen in vallen en den Grooten Verzoendag –  die ofschoon op Sabbath in vallende – zijn die bovengenoemde geen Chijuvim, maar een Sandack (zijnde degene die ’t kind wat besneden op den schoot heeft) deze moet altoos voor een chijuv opgeroepen worden, en zulks in de Synagoge gepubliceerd worden, het zij op Sahbath of ook op wat feestdag het mogen zijn. Ledematen der gemeente waarvan de vrouw aan Sahbath uit het kraambed in de Synagoge gaat, word ook voor een Chijuv in de Synagoge publiceert, en een bruidigom den Sabhath voor en na het trouwen – mits onder de lede­maten zijnde – zal ook voor een Chijuv in de Synagoge publiceert worden, maar een weduwenaar die met een weduwe trouwt is in het geheel geene Chijuv, de rang-order is als volgt: als het niet mogelijk is twe te vermeerderen, dan gaat de bruidigom aan Sabhath voor ’t trouwen voor den Sandack en als het mogelijk is beide op te roepen, dan moet de Sandak eerst opgeroepen worden en dan de bruidigom en dan diewelke zijn vrouw uit het kraambed gaat; en hier na diegeene de jaartijd heeft, maar zo het niet mogelijk is om deze alle te kun­nen oproepen, egter zal dog op deze wijze de preccul na gevold wor­den, allenelijk een jongeling van zijne dertien jarigen Sabhath zijnde Bar Mitzwa, gaat voor een bruidigom om voor de Wet opgeroepen te worden, wie zijn bedvrouw uit het kraambed in de Synagoge gaat, de­zelve gaat voor, voor een bruidigom op den Sabbath na het trouwen, en zo het mogte treffen dat er  veele Chijuvim zijn, die Cohanem zijn of Levijem zijn en het is een ongetrouwde die tans op die sabbath als bruidegom eene Chijuv is, dezelve gaat voor, voor alle deze Chijuvim, maar zo er andere Chijuvim zijn, dan gaat den Sandack voor alle Chijuvim voor, en zo er dan ook een Chijuv mogte zijn wegens een vrouw die uit het kraambed gaat, dan zal dezelve haar man Achron of Mastir voor 6 stuivers toegelaten worden, alle dezelvo welke voor Chijuvim in de Synagoge moeten gepubliceerd worden of willen, moeten zig een dag te vooren en zo dezelve Chijuvim op Sabbath zijn, zoo moeten dezelve Donderdag ten vooren bij den Parnas vervoegen en de Parnas moet zulks aan den voorzanger bekent maken, omdat zig dezelve daar na kunnen reguleeren de texen in de Boeken Moses te verdeelen, ook bij die gelegentheid alwaar een vrouw uit het kraambed in de Sy­nagoge gaat, aan den voorzanger te beoorderen om den lofzang Semechim  Betzesam te zingen en buiten deze gemelde Chijuvim kan zig niemand aanmatigen om een Chijuvim te willen zijn.

Art.9
Een truirende in zijn zeven truirdagen of een ongehuwden, die zijn jaartijd heeft, een knegt of schoolmeester dewelke haar plaatzen in de Synagoge hebben, zijn in alles – hetzij om den dienst te verrigten of om Kadisch te zeggen – met de ledematen in gelijkheid, maar zoo derzelve geen kinderen van ledematen zijn, zoo zullen zij ook voor geen Chijuvim publiceert worden, maar om den dienst in de Synagoge te verrigten of om Kadisch te zeggen, moeten de ledematen met den zelven tezamen looten en door het looten moeten zij hot onder elkanderen verdeelen.

Art.10
Op den Sabbath dat de tex Bechokasie en Sabbath waar den tex Kitaba in het Wetboek voorgelezen word, zal die tot de tex Tekocha opgaat iedermaal 12 stuivers van de  gemeente kas te genieten hebben.

Art.11
Alle jaar in de tusschendagen van Paasschen zullen de plaatzen der Synagoge, zowel wanneer als vrouwen plaatzen verhuurt worden, en een ieder – en ook een vreemde die zig onder de gemeente wilde ophouden – is verpligt een plaats in de Synagoge te huuren. Een man dewelke gehuwd is, zal verpligt zijn voor zijn vrouw en zoon die over 13 jaaren is, voor ieder een plaats to huuren; mannenplaatzen niet minder als 2 stuivers per week verhuurd worden en dito vrouwen l stuiver per week.

Art.12
In de tussendagen van Loofhuttenfeest zal door den Parnas en penningmeester Chatan Thora en Chatan Breschith door looten worden getrokken, maar dezelve die reeds het zijn geweest, zullen niet onder de looten worden ingelegt totdat het onder alle ledematen rond is geweest; diegeene welke getrokken word en het niet wil aannemen zal in de boete van 25 stuivers voor de arme kasse vervallen zijn. Chatan Thora en Chatan Breschith zijn verpligt met minder als 6 stuivers in den zegen voor de arme kasse te offeren, ook zullen dezelve Chijuvim zijn om op den Sabhath Breschith voor de Wet te wor­den opgeroenen, mits dat er geen andere Chijuvim zijn gelijk in art. 8 vermeld staat en die Sejan heeft moet aan dezelve oproepen waarvoor hij wederom vermeederen kan gelijk het genoemde art. vermeld en dezelve mogen ook niet minder als 2 stuiver op den Sabbath Breschith in den segen voor de arme kasse offeren.

Art. 13
Op den agten das van Loofhuttenfeest ’s agtermiddags zijnde Mincha na het gebed zullen alle eere ceremoniën zijnde Mitswas – dewelke het geheele jaar onverkort blijven – verkogt worden; de huurgelderen van de plaatzen der Synagoge zullen alle week betaald worden; en alle maand de arme kasse gelderen en kerkbouw gelderen, en die hier op den zelven dag niet aan voldoet, zal den penningmeester aan den Parnas zulks bekent maken; dezelve moet door den koster aan hem laten waarschouwen om te betalen, maar zo hij niet wilde hier na luisteren, zo zal het geval direct aan den Opperrabbij bekend gemaakt worden, die dan adviseeren zal wat er met die man te doen is volgens de joodsche wet en zolang dat dezelve niet betaald zal hij hoege­naamd geene voordeelen onder de gemeente hebben te genieten.

Art. 14
Van nu af en verders zal niemand alhier onder de gemeente mogen woonen of zig ophouden, mits die zig eerst onder de gemeenten moeten inkopen. Dezelve moet vooreerst met een goed attestatie van een Opperrabbij & van Parnasim voorzien zijn; en bij mankeering van een Opperrabbij zo moet het zijn van de rigter aldaar, alwaar dezelve zig de laatste drie jaren heeft opgehouden; en dan moet dezelve zig teke­nen, dat in tijd van tien agtereenvolgende jaaren niet ten laste van de gemeente wil vallen; en zo dezelve attestatie voor goed ge­houden worden dan moet hij fl. 75,- om onder de gemeenten te zijn betalen; en ook moet hij zig tekenen voor drie jaaren lang alle weken 3 stuiver te betalen tot kerkbouw onderhoud; en moet alle reglementen in het gemeente boek eigenhandig ondertekenen. Ledematen der gemeente dewelke haar zoon of dogter trouwen en alhier onder de gemeente blijven woonen, of eene alhier woonende weduwe, die een vreemd man trouwt; dezelve moeten ook attestaties van goed gedrag van den Opperrabbij en den Parnassim bijbrengen en dan van het gerigt aprobeert zijn om vandezelve geadmitteerd te worden, maar laatsgenoemde hebben geen geld aan de gemeente nodig te geeven, maar een weduwe die onvermogend was en in de tijd van haar weduwenstant geen taxatiegeld of ook geen plaats geld en andere noodwendige gelderen der gemeente niet heeft kunnen contribueeren en deze een vreemde man trouwt, zo moet dezelve man ƒ15,- aan de gemeente be­talen. Alle inkoopgelderen van vreemden, dewelke zig onder de gemeente willen inkoopen en haren magt niet is op een maal te kunnen betalen, zullen in de consideratie van den Parnas en penningmeester gesteld worden om in twe termijnen te betalen, dewelke niet langer als 2 jaar mogen uitgesteld worden, en zolang dezelve niet uitbetaald zijn, zal diegeene welke niet uitbetaald heeft, zal ook niet onder de ledematen der gemeent gerekend worden, hetzij in regten of eenige voordeelen der gemeente.

Art. 15
Vreemde en koomende lieden dewelke alhier willen trouwen moeten zig bij de Parnas vervoegen en dan ƒ2.10,- aan de gemeente casse hier voor voldoen.

Art.16
Kooplieden dewelke eigendom (om begraven te kunnen worden) op het kerkhof of begrafnisplaats willen hebben, moeten ƒ9,- hiervoor aan de gemeente casse betalen en alle jaar een gulden tot genoemde plaats te onderhouden, en den inkoner moet zich door den voorzanger en koster der gemeente in ’t gemeente protocolboek registreeren laten, waarvoor zij ieder van den inkooper 6 st. te genieten zul­len hebben.

Art.17
De voorzanger der gemeente ontvangt voor betaling van huwelijks-contracten te schrijven voor ieder 12 st. of ook voor andere con­tracten die volgens die volgens de joodsche wet geschreven worden; en ook 12 st. voor ieder contracten te ondertekenen en de koster ook 12 st. voor ieder ondertekening, maar zo er ledematen van hier buiten die plaats trouwen en na het trouwen alhier willen woonen, moeten dezelve ook de halfscheid van contracten en ondertekening aan voorzanger en koster betalen.

Art.18
Het bestuur van de gemeente zal in het toekomende bestaan uit een Parnas en penningmeester: de Parnas zal het hoofd der gemeente in de synagoge, en de uitvoerder van alle reglementen zijn, de penningmeester ontvangt alle inkomende gelderen der gemeente en bezorgt alle uitgaven, maar mag niet buiten de vastgestelde uitgaven, uitgenoomen meer als een gulden aan de vreemde geven.

Art.19
De Parnas en de penningmeester blijven een geheel jaar fungeerende na verloop van dat jaar treeden zij van haar functien af, mits kun­nen ook wederom op nieuws verkozen worden. Egter kunnen dezelve dat eerste jaar met ƒ10 guldens boete voor de arme kasse bevrijd worden.

Art.20
De verkiesing van eene nieuwen Parnas en penningmeester zal ’t toekoomende altijd in de tussendagen van Paaschen geschieden ’t welk door de meerderheid van stemmen van de ledematen der gemeente be­stemt word, zoowel geregtigt als stemgeregtig moeten zijn, namentlijk contribueerende ledematen, die geene bestanden aan de gemeente cass schuldig zijn. Een ieder met zijn zoon of broeder of zwagers of oom met zijn neef mogen niet tegelijk als Parnas en penningmeester fungeeren. Ook zal niemand mogen op zig zelven stemmen. De verkiesing van een nieuwen Parnas en penningmeester moet aan het ed. gerigte gepresenteerd worden en aprobeert te worden.

Art.21
De penningmeester zal alle maanden de voorloopene rekening van de Parnas afleggen, de penningmeester dewelke zulks na opeising van den Parnas verzuimt is in een daalder boete voor de arme casse verval­len, de fungeerende Parnas dewelke de voorlopige rekening van den penningmeester verzuimt af te neemen, is in de boete ƒ3,- voor de arme kasse vervallen, alle jaar in de Paaschen tussen dagen moet de generale rekening van het geheele jaar afgelegt worden, alwaar alle contribueerende ledematen, dewelke geen restanten schuldig zijn, in presentie zijn zullen. De Parnas en penningmeester zullen voor alle onnoodige uitgaven en in het bijzonder de penningmeester voor die gelden, die door de koster in qualite opgehaalt worden, wanneer hij hij dezelve na ontvangst van de ledematen van hem niet opeischte verantwoordelijk zijn, de rekening moet van den Parnas en 2 ledematen die bij het vermeerderen der taxatie verkoozen zijn, getekend worden en dan van den Opperrabbij geapprobeerd en getekend worden.

Art.22
Ieder ledemat, ook een weduwe die zig buiten den nooddruftigen stand bevinden en zig met handel en wandel maintineeren zullen verpligt zijn wekelijksche taxatie na haar vermogen te betalen, de taxatie zal door den Parnas en Penningmeester en de 2 verkosene ledematen reguleert worden, het welk alle jaar geschieden zal, edog zal zig ieder tegen zijn taxatie kunnen be­zwaren, wie na een andere plaats met zijn woning vertrekt en dog zijn voordeelen onder de gemeente wil behouden, zoo zal hij in de eerste tien jaaren zijn gewoonelijke wekelijksche taxatie moeten betalen, dog zo dezelve be­wijzen kan, dat hij onvermogend is, zoo zal maar de halfscheid der wekelijsche taxatie nodig hebhen te betalen. En na genoemde 10 jaar moet hij alle jaar ƒ2.10 betalen, bij nalatigheid van zulks verliest hij alle geregtigheid en voordeelen dezer gemeente.

Art.23
Het aanstellen van een beestesnijder is in zover alleen van den Opperrabbi afhankelijk of hij den zelven goed en deugdzaam bevind ook of hij godvrugtig en bekwaam is om gemelde amt te bedienen, ook is van den Opperrabbij de aanstelling van een voorzanger in zooverre afhankelijk of hij denzelven bekwaam om den dienst in de synagoge waar te nemen en wat verders de joodsche wet aangaat, ook is van denzelven afhangelijk alles wat wettelijk geoorlooft of niet geoorlooft is, en in alle vastgestelde gebruiken en ceremonien en verders alle zaken aangaande de heilige wet, gelijk het trouwen, het scheiden, het schoen uittrekken en verdere regten en vragens der vrouwen & indien wegens wijtlopigheid niet alles uitgedrukt kan worden, zoo heeft den Parnas bij ontstaan van disputen of oneenigheeden, om bij twijffelagtige voorvallen zig aan den Opperrabbij te wenden, door welk alles gereguleerd zal worden en wie hier niet aan doet is straffelijk.

Art. 24
In den tijd van tien jaaren zullen deze reglementen niet verandert kunnen worden, maar zo binnen dezen genoemden tijd nog een of meer reglementen nodig gevonden worden, zoo zullen dezelve na approbatie van den Opperrabbij en nadere bekragtiging van het ed. gerigt dezelve kragt als bovengemelde reglementen hebben.

Art.25
En om niemand zig door onwetendheid hier van ontschuldigon zal kunnen, zoo zullen deze reglementen alle jaar op den sabbath in Paasschen of een sabbath hier na volgende, opentlijk in de svnagoge voor het voorlezen in het Wet­boek Moses afgelezen worden.

Aldus gedaan in Groningen den 26 Julij 1807 door den Wel Eer Waarden Heer S. Berenstein, Opperrabbij alhier & Ommelanden. Compregt Salomons[9], Parnassijn en Wolff Izaakz.[10] , penningmeester.

Bron: Nationaal Archief, Archief Opper Consistorie inv.nr. 2 d.d. 18 Grasmaand 1809 Nr.3/2 Dispositie nr.5. 

HOOGEZAND

Reglement voor de Joodse gemeente Hoogezand 1801

Wetten of kerkelijke ordres betreffende de Joodsche gemeente bij de Kalkwijk onder ’t Hogezand opgericht den 15 Julij des jaars agtienhonderdeen.

Artikel een.
Geen jood zal alhier geduld worden dan die door het gerichte van deeze plaats is geadmitteerd en zal een jegelijk lid van die gemeente zorge draagen dat zich geene vreemde ongepermitteerde jooden alhier ter neder zetten, maar zulks gewaar wordende het direct aan de parnas bekend maaken, dewelke als dan gehouden zal zijn zulks aan het gerichte bekend te maken ten einde de zodanige deze jurisdictie mogen worden ontzegt.

Artikel twee.
Voor geadmitteerd worden gehouden die thans het verband voor die quotisatie en kerkelasten hebben gepasseerd.

Artikel drie.
Van buiten inkomende jodemannen die trouwen aan dogters van hier gepermitteerde joden zullen zich ook alhier niet met de woning mogen neerzetten als op vertoning van een attestatie van goed gedrag afgegeven door den richter ter plaatse alwaar de laatste vijf jaaren hebben gewoond alsmede van de rabbi of rabbinaars, parnas of parnassim alhier in het nederduitsch geschreeven of overgezet bij het origineel overgelangt met gelijk verband als boven vertekend en vijfentwintig guldens aan de kerk betalende.

Artikel vier.
Voorts zal een jegelijk ofschoon hier al eenige tijd heeft gewoond (indien het de gemeente begeerd) verpligt zijn een attestatie van alle zijne voorige woonplaatsen aan de parnas en penningmeester moeten vertonen vertekend door de richters en rabbinaars van die woonplaatsen en bij weigering van diendaartoe gerechtelijk worden genoodzaakt.

Artikel vijf.
En eindelijk alle andere van buiten inkomende die voldoen aan die requisitien van de vorige artikels met bijvoeginge in de attestatien van de rabbi dat zij daar de laatste vijf jaaren hebben gewoond zonder beswaar van de armekas hun kost kunnen winnen en in plaats van vijfentwintig guldens te betalen verpligt zullen zijn aan de kerk vijftig guldens voor een persoon en vijfenzeventig guldens voor een man met zijn huishouding te moeten betalen.

Artikel zes.
Indien een lidmaat van de kerk zich buiten deze jurisdicie met de woning begeeft en verkiest in de gemeente te blijven zo zal dezelve verpligt zijn alle jaaren aan de kerk te betalen vijf guldens en wie hier aan niet voldoet is van de gemeente en diens voorregten verstoken.

Artikel zeven.
De penningmeester zal niemand mogen aantekenen, nog de rabbi zodanige in de ge­meente moge toelaten, aan wien een eenige van de voorschreven vereischtens ontbreekt bij de boete van vijftig carolus guldens.

Artikel acht.
De kerk van Sijtze H. Kalkema gehuurd bij de Kalkwijk onder ’t Hogezand zal alleen voor onze godshuis gehouden worden en zal geen ander kerk ter uitoeffeninge van onze godsdienst in Sappemeer cum annexis of Martenshoek gedoogt worden en na ommekomst van deeze huurjaren zal wederom een kerk worden verkosen en wel bepaaldelijk tusschen Martenshoek en Sappemeer. Voorts zal geen lid van de gemeente zonder speciaal consent van de parnas eenige godsdienstoefeninge van tien man in zijn huis mogen hebben bij de boete van tien carolus guldens.

Artikel negen.
Zal allen jaren op de eerste maandag na Maij door meerderheid van stemmen een parnas en penningmeester worden verkosen welke geen broeders, vader en zoon, of schoonzoon, of geen zwagers zijn en zullen die geene welke daartoe worden verkosen hetzelve moeten aannemen bij de boete van vijf carolus guldens aan de kerk. En zullen als dan de afgaande parnas en penningmeester (voor de geheele gemeente) moeten doen rekeninge en verantwoordinge van hunne administratie, ontfangst en uitgave en de resterende penningen aan hunne opvolgeren ter hand stellen alsmede alle de papieren en documenten deze ge­meente specterende.

Artikel tien.
De parnas als het hooft van de kerk zal de magt hebben om in boete mogen slagen de zodanige welke onder de godsdienstoefening van zijn begin tot zijn einde toe onordentlijke reden gebruiken en van de eene plaatse tot de andere lopen al het welk de parnas gehouden zal zijn directelijk te verbieden en de zodanige in de boete slagen van drie stuivers en dezulke welke zich als dan nog tegens de vermaninge van de parnas aankond in de boete van zes stuivers en voor de derde maal in de boete van negendertig stuivers en zoo als dan nog niet naar de vermaninge van parnas en penningmeester hooren zal een jegelijk lid van de gemeente gehouden zijn om de parnas en penningmeester de behulpzame hand te bieden ten einde de zodanige dadelijk uit de kerk worden gezet alles ter voorkominge van disordre en buitensporigheden.

Artikel elf.
Egter zullen parnas en penningmeester gehouden zijn om de contraventeurs zooveel mogelijk met goede woorden tot hun pligt zoeken te brengen en dezelve niet met affronteuse scheldwoorden te bestraffen bij de boete van drie carolus guldens aan de kerk.

Artikel twaalf.
Geen ongehuwde personen zullen neevens gehuiwden kunnen deelen in de kerkelijke voorregten dan alleen Fredrik Benjamin en Salomon Fhilippes Goldsmit welke neevens de getrouwde zijn toegelaten ook op te roepen bij de Wet de 5 boeken Mozes.

Artikel dertien.
Diegeene welke in zodanige gevallen zijn welke hun verpligten om te moeten worden opgeroepen voor de Wet de 5 boeken Mozes volgens de joodsche seremonien, zoo is dezelve verpligt zulks aan parnas bekend te maken en de parnas is verpligt hetzelve door de kerkendienaar aan de gemeente bekend te maken voordat de zegen wordt verkogt, dan is hij die de zegen gekogt heeft verpligt de zodanige voor de 5 boeken Mozes te laten oproepen bij verbeuringe van drie carolus guldens aan de kerk.

Artikel veertien.
Een jegelijk welke zijn jaardag heeft wegens zijn verstorven vader of moeder zal verpligt zijn hiervan kennis te geeven aan de geheele gemeente een sabbat bevorens op welke dag hij zijn jaardag heeft dan zijn alle leden gehouden welke inhuizing zijn diezelve avond en aanstaande morgen te komen in de kerk bij de boete van drie stuivers ’s avonds en drie stuivers ’s morgens.

Artikel vijftien.
Een jegelijk die in de seremonien van de eerste nagt van het Pingster en de zevende nagt van het Loverveest is begeerende in zijn huis te willen hebben gehouden zal zulks moeten koopen ten voordele van de kerk en zijn alle ledematen gehouden om op voornoemde tijd ten huize van hun die dat regt hebben gekogt te compareren en wie hierin mankeerd zal zijn vervallen in de boete van zes stuivers, edog zal zulks met goedvinden in twee percelen kunnen geschieden.

Artikel zestien.
Een jegelijk van de ledematen moet voor zich zelven en voor zijn huisvrouw en zoons welke manbaar zijn een vaste zitplaats huiren in de kerk zullende anderzinds voor geen ledemaat worden gerekend en zal moeten staan buiten het hek. Voorts zullen de parnas en penningmeester voor hun bank in de kerk ’s jaarlijks betaalen elk twee gulden tien stuivers.

Artikel zeventien.
Alle diegeene welke opgeroepen worden bij de 5 boeken Mozes zijn verpligt drie zegens te laten maken en in ieder zegen vijf man benoemen en mag dezelve nog in de week, nog op een sligte sabbat dag niet offeren dan onder betalinge van twee duiten voor iedere zegen, maar op de heilige dagen zal niet minder voor iedere zegen worden geoffert als vier duiten en op de twee Nieuwjaarsdagen, de Grote Versoendag, de laaste Paaschedag, de twede Pingsterdag en de agste dag van het Loverveest, zal de minste gifte zijn om te offeren voor ieder segen een stuiver.

Artikel achttien.
Zo jemand door ziekte of andersinds een oppasser nodig heeft zullende huisgenoten van dezelve hiervan aan de parnas kennis, dewelke als dan gehouden is direct met uittrekkinge uit de busse aan te stellen een oppasser bij dage en twee bij nagt om bij de zieke op te passen zijnde hiervan de vrouwen niet uitgezonderd en diezelve die uitgetrokken word om te moeten waken en niet op tijd en plaatse figileerd, ’t zij de onmoogelijkheid van niet te kunnen door hem word bewezen, zal dezelve vervallen zijn in de boete van een carolus gulden en de boete de volgende dag moeten betalen.

Artikel negentien.
Indien jemand komt te overlijden zoo zijn alle de ledematen verpligt om de doden ter aarde te bestellen bij de boete van een carolus gulden en in gevalle van versterf dat jemand 7 dagen in de assche moet zitten zoo zijn de ledematen verpligt om alle morgens en alle avonden bij dezelve te komen in zijn huis ten einde het avond en morgengebet te doen, wie hier aan niet voldoet is vervallen in de boete van zes stuivers tenzij de onmogelijkheid van niet te kunnen werde aangetoond.

Artikel twintig.
Alle de ledematen zijn verpligt alle vierendeel jaars in de kerk te komen ten einde een bededag te vieren met ten minste tien manbare mannen en dezelve bededag een vastendag te houden tot zoo lang de seremonie agtermiddag in de kerk gedaan is, ook den eerste dag in de nieuwe maand de morgen kerkgang te houden, ook de kerkdagen van Paasche en van het Loverveest en de dagen voor het Nieuwe jaar en tot over de Grote Verzoendag en de 8 dagen die genoemt zijn Ganuca benevens de 4 grote vastdagen en de vastdag van Ester. Alle diegeene welke op voornoemde dagen niet in de kerk komen zijn vervallen in de boete van drie stuivers tenzij de onmoogelijkheid van niet te kunnen worde aangetoond.

Artikel eenentwintig.
Indien jemand kerkgeld schuldig is van vier weeken zoo zal dezelve door de kerkendienaar hierover worden aangemaand en zal dezelve zulks als dan binnen veertien dagen moeten voldoen en hierin nalatig blijvende zal het zelve met een gerechtsdienaar door pandhalinge worden geïnt en zal dat pand binnen 10 dagen door den debiteur moeten worden ingelost, zullende anderzinds zijn vervallen ten profite van de kerke, dog des zodanige welke volgens oordeel van penningmeester en parnas onvermogen zijn om aan de kerklasten te kunnen voldoen zullen ook wanneer over kerkelijke zaken gestemd word geen stem hebben. Voorts zullen alle kerkelijke zaken door meerderheid van stemmen worden beslist.

Artikel tweeëntwintig.
Indien een parnas iets heeft voor te stellen betreffende de gemeente om te moeten compareeren zal hij zulks op sabbat voor die comparitie moeten doen en zal als dan niet presente leeden hiervan door den kerkendienaar kennis worden gegeeven en zullen diegeene welke als dan niet compareren zich aan het besluit als dan te nemen moeten onderwerpen en vervallen zijn in de boete van een carolus gulden.

Artikel drieentwintig.
Bij afwesigheid van de parnas in de kerk zal de penningmeester zijn ordonnantie hebben ende leeden verpligt zijn om hem in dezen te respecteren.

Artikel vierentwintig.
De parnas en penningmeester zullen geen regt hebben om van de kerkegelden op eenmaal meer als vijftien guldens te mogen uitgeven in nodige zaken, edog indien vereischt op eens meerder gelden te moeten uitgeven zullen dezelve gehouden zijn zich aan de geheele gemeente bekend te maken en zal zulks als dan door meerderheid van stemmen worden behandeld.

Artikel vijfentwintig.
Om te zorgen dat de kerkgelden behoorlijk bewaard en in securiteit verblijven zal den nieuw verkozen penningmeester verpligt zijn om op de dag van zijn verkiezing bekwame borge voor die penningen ten genoegen van de gemeente te moeten stellen.

Artikel zesentwintig.
Geen vrijgezellen welke niet onder de leden van de kerk zijn gerekend zullen de vrijheid hebben om een vaste zitplaats in de kerk te mogen huiren voor en alleer de ledematen van de kerk zitplaatsen hebben gehuurd.

Artikel zevenentwintig.
Indien ten dage van verkiesinge van parnas en penningmeester nodig mogte geoordeelt worden om beneevens de parnas en penningmeester nog een derde man te verkiesen zal zulks door meerderheid van stemmen kunnen geschieden.

Artikel achtentwintig.
In gevalle van vacature des voorleezers of voorzangers zullen de parnas en penningmeester  magt hebben om bij provisie die vacature te vervullen tot aan de twee Nieuwjaarsdagen en de Groote Versoendag; zullen als dan met generale toestemming van de gemeente een nieuwe worden verkosen.

Artikel negenentwintig.
De parnas en penningmeester zullen verpligt zijn om deze wet en ordonnantie in alle stiptelijk op te volgen, de contraventeurs zonder de minste oogluikinge te boeten en breuken en zoo hierin nalatig of pligtzuimig bevonden worden zullen dezelve telkens vervallen zijn elke in den boete van een daalder.

Artikel dertig.
Indien onverhoopt tusschen de hoofden en de leden van de kerk eenig geschil ontstaan of ook tusschen de leden zelve, zal het point in questie worden vereffent door twee onpartijdige mannen, waarvan de beide partien ieder een zullen benoemen en zoo deze twee omtrend de questie verschillend mogten denken zullen zij goede mannen een derde mogen assumeren om over het questieuse point eenige uitspraak te doen en zal van die uitspraak geene actie mogen worden ingesteld, maar alleen in geval de in ’t ongelijk gestelde vermeent beswaart te zijn zal dezelve zich niet eerder mogen beklagen dan onder betalinge van tien zilveren ducatons aan de armen en niet anders dan terstond aan ’t gerichte van Sappemeer cum annexis en wel bij requeste ten einde daarop gehoord zijnde de belangens van partie door ’t gerichte daarin gedisponeerd werde zonder dat daarvan eenige verdere provocatien enzovoort zal mogen geschieden, zullende voorts van geene zaaken nog pandhalingen uit eenig appel of actie mogen ingesteld worden maar ook alleen bij requeste zich mogen beklagen zonder eenige verder appel of provocatie. Alles ter voorkominge van ruïnerende procedures.

Deezen aldus door ons beraamt en besloten. Actum Kalkwijk onder ’t Hogezand den 15 juli 1801. Onder stont:

[Hebreeuws] In het habrijse is staat Hartog Levjes parnans van de jottssegegmijnte.

Benjamin Lazarus Levij, als penningmeester; Moses Samels; Simon Mozes; Samuel Mozes Cohen; Freerik Benjamins; [Hebreeuws] Freerik Salomon; Benjamin Philipes Goltsmit; Op het habrijs getken Zander Jacobs [Hebreeuws]; Nathan Simons; Levje Simons; Samuel Mozes Cohen van de Hoek; Salomon Levi.

Surpa stont: geapprobeerd bij ’t Gerichte van Sappemeer den 6 Maart 1802.

Getekend: L. Beckeringh, adint. ambtman.

Bron: GrA Gerechten in Selwerd en Sappemeer,1592 – 1811(GSS) (Tg. 730) inv. nr. 1759 Prothocol van Willekeuren des Gerigts van Selwert & Sappemeer.

PEKELA’S

‘Remonstreerd U hoog welgeboren gestrenge met alle eerbied Izak Mozes als parnas der joodsche gemeente: hoe diverse persoonen van den gemelte gemeente breukvallig zijn ingevolge neevenstaande willekeur als niet aan dezelve voldoende, edog hoe deselve weijgeren de breuke in deselve statueerd te voldoen, hetwelk indien niet met de grootste vigeur word doorgesett de gansche gemeente in de grootste confusie soude geraaken, te meer nademaal veel vreemdelingen sig tot de gemeente begeevende in ’t observeeren der wetten ten hoogsten nalaatig bevonden worden. Derhalve wend zig den parnas tot de hooge authoriteijt van U weledel gestrenge, versoekende submis te moogen worden ge­authori­seerd door de gerigtsdienaar bij parate pandhaalinge den breukvalligen de breuke te moogen afhaalen in gemelde willekeur uijtgedrukt, opdat alles na ordre mooge geschie­den.’

Beschikking: ‘Eene der gerigtsdienaaren word op versoek van den parnas telkens tot afhaaling der breuken bij parate executie geauthoriseerd, konnende de gerigtsdienaar zoo veel soldaaten als noodig bevonden mogte worden telkens tot zijn adsistentie meede neemen en wel op kosten van den weerspannigen’.

Bron: GrA Gerechten in Westerwolde en Bellingwolde, 1621 – 1811 (WB) (Tg. 732) inv. nr. 705 d.d. 22.6.1757.

Reglement voor de Joodse gemeente Pekela 1792

Op den requeste van Benjamin Heijmans en Moses Jacobs als parnassims der Joodsche Ge­meente in de Pekela, dat dezelve met gratieuse permissie van hun Edel Mogende heeren Borge­meesteren en Raad in Groningen ter uitoeffening hunner godsdienst eene synagoge hebben laten bouwen. Dat deze pieuse onderneming hunne finantien in eenen staat gesteld heeft, welke niet toereikende is alle kosten, sowel van het bouwen der kerk als andere noodwendigheden, soo van leeraren, bedienden, armen enz. te dragen, indien zij niet van hogerhand met behulpzame magt werden onder­steund. De supplianten even daaromme op de resources der finantien van de Joodsche Gemeente binnen de stad Groningen, welke thans door de ondersteuning van hoogstgemelte Edel Moogenden heeren in het doen naarvolgen en obediëren van de door hoogstdezelve aan die Gemeente op den 15 augustus 1776 toegestaane reglemen­ten in een goede staat is, hunne oogen gevestigd hebbende, zijn te rade geworden in navolging van dien, soo wel in het voordeel hunner finatiële staat als ter verbeteringe van godsdienst en zeeden, een project van een reglement op te stellen hetwelk dezelve de vrijheid nemen eerbiedigst bij dezen over te leggen en zeer gedienstig te verzoeken ten einde het U goedgunstiglijk moge gelieven te behagen het opgemelte conceptreglement met U approbatie mede te bekragtigen opdat hetzelve ook ten opzichte van de kerk en die joodsche ingezetenen welke onder U regtsgebied ressorteren effect genieten moge.

Was geapostilleerd commissoriaal ad exami­nan­dum: Actum Wedde den 24 september 1792. [w.g.] A.H. van Swinderen, drost.

Na gehouden commissie word het nevensleggen conceptreglement in dertien articulen vervat geap­probeert mits de rabbi, welke door de Joodsche Gemeente ingevolge het 12e artikel van het gemen­tioneerde conceptreglement is gekozen, zich prae.,Q met betrekking van deze zijne Gemeente aan de ordres en judicature van het gerichts en drostambts te Wedde zal moeten submitteren.
Actum Wedde den 25 september 1792. [w.g.] A.H. van Swinderen, drost.

Luidende het reglement als volgt.
De opsienders beneven de vermogende en het grootste gedeelte der Joodsche Gemeente alhier binnen de Pekela met permissie eene kerke of synagoge hebbende laten bouwen ter uitoeffening hunner godsdienst en religie. Heeft deese pieuse onderneeming hunne finan­tiën in eenen staat gesteld welke niet toerei­kende is alle de onkosten, zo wel van het bouwen der kerke als de andere noodwendigheden, zo wel van leraren als bedien­den, armen etc. te dragen zo zij niet van hogerhand behulpzame magt worden onder­steund. Zij hebben hunne oogen gevestigd op de resources der finantiën van de Joodsche Gemeente binnen de stad Gro­ningen, dewelke thans in een goede staat is door de ondersteuning van de Edel Moogenden heeren Borgemeesteren ende Raad aldaar in ’t doen obe­dieeren van de aan hun Edel Moogen­den verzogte en toegestaane reglementen op hunne gemeente op den 15 augustus 1776. Ten dien einde heeft de Joodsche Gemeente alhier ook reglementen ontwor­pen.  Indien dezelve ook van hoogerhand zouden ondersteund worden, ’t welk hen niet anders als heilzaam kan zijn, en zowel tot voordeel hunner finantie als tot verbetering van zeden en godsdienst.

Bestaande de eerste en voornaamste articulen in hunne reglementen gelijk die der Jood­sche Ge­meente in de stad Groningen namentlijk.

Articul 1.
Geen jood zal hier geduld worden dan die door het gerichte locaal is geadmitteerd.

Articul 2.
Voor geadmitteerden worden gehouden die thans hier woonen en het verband der quotisa­tie en lasten hebben passeerd.

Articul 3.
En zullen verder worden gehouden derzelver zoons, die aparte huishouding of nering hebben, hetzij binnen of buiten hunne ouders huis, of trouwen. Mits bij requeste en apos­tille bij het gerichte locaal gelijk zijn geadmitteerd op een attestatie van goed gedrag van de rabbi en parnas en het voorschrevene verband mede geregtelijk zullen hebben beleden en twaalf guldens aan de kerk betaald.

Articul 4.
Alsmede van buiten inkomende mannen die trou­wen aan dogters van hier geadmitterde joden, mitsbij apostille van het gericht locaal geadmitteerd op een atestatie van goed gedrag en eveneens het verband als boven vertekend en  25 aan de kerk betaalt.

Articul 5.
En eindelijk alle anderen van elders hier inkomende die voldoen aan de requisitien van het vorig articul met bijvoeging in de attestatie, dat hij zonder beswaar van de armen hun kost hebben kunnen winnen en inplaats van 25 gulden aan de kerk betalend, 50 gulden voor een perzoon en 75 gulden voor een huisvader met zijn famillie.

Articul 6.
Om dit stand te doen grijpen zal de penningmeester niemand mogen aantekenen, nog den rabbi, als van zijne Gemeente mogen admitteren aan wien een van die voornoemde ver­eischten ontbreekt.

Articul 7.
De penningmeester in iets van deze manquerende zal door de regeringe arbitrair ten voordele van de kerk gestraft worden.

Articul 8.
De regeringe der kerke zal bestaan uit een parnas en een penninqmeester, dewelke door de geheele gemeente zullen gekozen worden, zullende alle jaaren een nieuwe penningmeester gekozen worden en de afgaande penningmeester zal alsdan parnas worden, den gewezene parnas zijn plaats vervullen.

Articul 9.
Iets van gewigt en belang voorkomende zullen vier gedeputeerden van de gemeente benevens parnas en penningmeester de zaak vereffenen.

Articul 10.
De gedeputeerden zullen door de geheele gemeente gekozen worden, zullende alle jaren twee afgaan en twee andere inplaats gekozen worden.

Articul 11.
Bij voorgaande zaken bij de regeringe zal met meerderheid van stemmen besloten worden en bij geval de stemmen tegen en voor iets gelijk mogten zijn zal de decisie aan de rabbi gezonden worden en alzo verblijven.

Articul 12.
En terwijl reeds met eenparigheid van stemmen tot rabbi gekozen is den eerwaarden heer Levie Hartog Gelauga, rabbi der joodsche gemeente in Gro­ningen, zo zal het de rege­ringe der ceremonien en opzigt over de zeden aanbevolen worden.

Articul 13.
Joden van buiten ingekomen en reeds een jaar in de Pekela gewoond hebbende zullen mede aan dit reglement hebben te voldoen.

Navolgende dertien articulen geapprobeert conform apostille van den 14 augustus 1792. [w.g.] E.W. Uchtman, drost.

Bron: GrA Gerechten in het Oldambt, 1596 – 1811 (GO) (Tg. 731) inv. nr. 6173; GrA WB (Tg. 732) inv. nr. 85 d.d. 25.9.1792.

VEENDAM-WILDERVANK

Op de ingediende requeste van Salomon Abrahams woonagtig in de Wildervank bene­vens Hartoch Jacobs wonende in Veendam:

dat inplaats van de vorige parnasijns der Joodsche Gemeente in Veendam en Wildervanck een ver­kiezing van nieuwe sullende geschieden; niemand sig op deed welke de bediening wilde op sig nemen, al waarom de Gemeente ten dien fine een en ander maal vrugteloos is vergadert geweest totdat eindelijk Sijmen Freercks als boekhoudende parnassijn, Moses Joseph benevens Haijman Fhilips [sic] ende Moses Joseph benevens Haijman Philips en de beide remonstranten door de aanwezende verga­dering als parnassijns of tegen-boekhouders voor drie jaar zijn aangestelt en in die functie getreden; en dewijl er grote oneenigheeden en wanordres door dese en gene bij continuatie in de sijnagoge wierden veroor­saakt, so hebben remonstranten – als zulks ten hoogste nodig oordelende – voorslag van pointen van redres en voorkominge van verdere wanordres voor ’t toekomstige gepro­poneerd, dog Sijmen Freriks, Joseph Lammerts, Lazarus Jacobs met ’t grootste aantal der gemeente stellen nog sig tegens de remon­stranten in oppositie en willen nu selfs den remonstranten in hunne qualiteit niet requardeeren, al waarom de remonstranten zig bij desen tot U edele gestrenge reverentelijk adresseren met ge­dienstig verzoek dat u edel gestrenge den remon­stranten in de hun opgedragene charge als par­nasijns van de Joodsche Gemeente in Veendam en Wildervanck gelieve te mainteneeren en voorts opzigtelijk de pointen van redres voor vermeld hen nevens Sijmon Freriks en consorten in commissie verstaan en na bevinding reguleeren.

[w.g.] dr. Joh. Adr. Meurs.

Is geapostilleerd: Word commissoriaal gemaakt  om remonstranten benevens Simon Freriks in zijne quali­teit in com­missie hierover te verstaan.
Actum Zuidbroek den 4 november 1777 [w.g.] F. Berghuis, drost.
Verlengt tot retour van den remonstranten.
Zuidbroek den 10 november 1777.
Verlengt tegens naasten.

Zuidbroek den 16 december 1777 [w.g.] R.F. van Iddekinge.

Nader geapostilleerd: Remonstranten en remonstreerden op heeden in commissie verstaen en gedeclareert hebbende nopens het eerste lidt van het verzoek overeen te zijn gekomen wederzijds in streren? ten eijnde de geannec­teerde artikelen met aveu der gemeente opgerigt van de joodsche sijnagoge in Veendam moge worden voor goegekeurt; zoo wort het gedane verzoek geaccordeert en de wedman ter plaatse met de vermelte artikelens op heden getekent op naast volgende in de sijnagoge voor te lesen om te ver­strekken tot een …
Zuidbroek den 10 meert 1778.

Bron: GrA GO (Tg. 731) 6127 d.d. 10.3.1778.

Op de ingediende requeste van Salomon Abrahams als penningmeester Joseph Lam­merts als parnas­sim en Abraham Nathans als derde adjunct van de Joodsche Gemeente in Veendam en Wildervanck:

dat Moses Izaacks tot de gemeente gehoorig verval­len is in zes stuivers wegens non comparitie op de convocatie door den parnas en penningmeester gedaan volgens 19e artikel der geapprobeerde artikelen door de Joodsche Gemeente in de Wilder­vanck en in tien stuivers wegens scheld of vloek­woorden door hem in de synagoge geeffundeert en waarin gecondemneert; dat voorts dezelve boven­dien nog debet is 12 stuivers en twee plakken wegens restante offer-, koop- en weekgelden; dus te zamen agtentwintig stuivers en twee plakken salvo calculo; dat dezelve daarom aangemaant zijnde, weigert die beta­ling te presteren of hierover pres­teert daarvan een quitancie te willen hebben, welke frivole uitvlugten niet te pas komen en het geven van diergelijke quitancien niet alleen in gebruik maar zelfs …elijk is; dat vervolgens geallegueerde artikelen in het 20ste van dien bij parate executie en wel volgens het geci­teerde 14e artikel bij parate pandhaling met voorkennisse en permissie van den heer drost kan worden gephocedeert; voor zulks hebbende remon­stranten in hunne qualiteit de eer sig bij desen tot u edele gestrenge reverentlijk te wenden, supplicerende dat u edel gestrenge hen q.q. gelieve te permitteren om bij parate pandha­ling bovengemelde 28 stuivers en 2 plakken van de debiteur Mozes Izaacs in de Wil­der­vanck woonagtig te mogen innen.
[w.g.] dr. Joh. Adr. Meurs.
Is geapostilleerd:
Remonstranten worden tot de pandhalinge ten requeste vermeld geauthoriseert mede hier van praevie insinuatie an de remonstreerde Mozes Izaack werde gedaan, welke gehouden zal zijn in cas reden ter contrarie mogte hebben dezelve op naasten regtdag schriftelijk in den gericht te bren­gen.
Actum Zuidbroek den 2 februari 1779 [w.g.] R.F. van Iddekinge.

Bron: GrA GO (Tg. 731) 6128 d.d. 2.2.1779.

Freerk Jacobs contra Bentje Heymans, Mozes Izaacs en Haijo Filippus als parnassijns van de Joodse Gemeente te Veendam:

Ten einde de gedaagden moeten verklaren waarom zij op 7 maart 1790 in afwezigheid van eiser onder­ling rekening hebben gedaan over de ontvangsten en uitgaven der joodse armengelden, te meer omdat gedaagden verplicht zijn om voor eiser volgens zijn aanstel­ling als mede-bijzitter rekening en verant­woording af te leggen.

Nadat de partijen gehoord zijn is gebleken dat de eiser als bijzitter tot de ontvangst en uitgaven van de gelden in strijd was met de goedgekeurde artike­len van de Joodse Ge­meente en zonder toestemming van het gerecht was gedaan en uit dien hoofde wordt de eis ingetrokken.

Bron: GrA GO 61 (Tg. 731) d.d.16.3.1790 en 20.4.1790.

In zake Salomon Abrahams contra Benjamin Josephs  als parnassein, Moses Izaks  als penning­meester en Filippus Jacobs als adjunct van de Joodsche Gemeente in Veendam en Wildervank:

Ten einde gedaagden genoegzaam recht en reden zouden moeten geven waarom dezelve op zaterdag den 23 juli jongstleden in de joodsche synagoge te Veendam aan de gemeente aldaar hebben verboden om den impetrant tot de wet op te roepen. Bijk faute van dien gedogen provisie en dispositie als naar rech­ten.

Word deze zaak als in dusdane termen verserende (?) door ’t gerichte ex officio commis­soriaal ge­maakt om parthijen te verstaan en zoo doenlijk te reguleren.

Parthijen op heden [29 november 1796] in com­missie zijnde gecompareerd en aldaar niet hebben kun­nen werden overeengebracht. Zoo is door ’t gerichte verstaan om deze com­missie tot heeden over agt dagen te differern, zullende als dan mede in commissie worden verstaan de joodsche rabbi van Veendam en Wildervank Barach Beer alsmede Nathan Abrahams en Jacob Filippus.

Bron: GrA GO 67 (Tg. 731) d.d. 9.8.1796, 29.11.1796 en 6.12.1796.

In zake Salomon Abrahams  contra Benjamin Josephs als parnassein, Moses Izaks als penning­meester van de Joodsche Gemeente in Veendam en Wildervank:

Ten einde gedaagden genoegzaam rechtens reden zoude hebben te geven waarom dezelve op saterdag den 23 juli jongstleden hebben geweigerd om ten verzoeke van den impetrant in de joodsche syna­goge in Veendam in het uitgaan van de kerk te blijven om over het beswaar van impetrant tegens gedaagden over het in boete slaan van 18 schellin­gen voor den adjunct te worden verstaan aangezien dezelve daartoe ingevolge de articulen door ’t gerichte des Wold-Oldambts aan de Joodsche Gemeente in Veen­dam cum annexis geac­cordeert  [cursivering van mij E.S.] zijn verplicht. Bij faute van dien gedogen rechtsdis­positie.

Word deze zaak als in dusdane termen verserende (?) door ’t gerichte ex officio commis­soriaal ge­maakt om parthijen te verstaan en zoo doenlijk te reguleren.

Parthijen op heden [29 november 1796] in com­missie zijnde gecompareerd en aldaar niet hebben kun­nen werden overeengebracht. Zoo is door ’t gerichte verstaan om deze com­missie tot heeden over agt dagen te differern, zullende als dan mede in commissie worden verstaan de joodsche rabbi van Veendam en Wildervank Barach Beer alsmede Nathan Abrahams en Jacob Filippus.

Bron: GrA GO 67 (Tg. 731) d.d. 9.8.1796, 29.11.1796 en 6.12.1796.

WINSCHOTEN

Relaas van Jacob Olmer dat hij een bijgevoegdde eis op 12 november 1772 ter provin­ciale secretarie door de bode Koppius opgesteld en aan burgemees­ter W. Siccama als president ter ondertekening heeft aangeboden en verzoekt dit terug te mogen ont­vangen.

Beschikking: Na rapport laten Gedeputeerde Staten het bij het­geen door Siccama is gedaan.

GrA Staten van Stad en Lande, 1594 – 1798 (SSL) (Tg. 1) inv. nr. 445 d.d. 24.11.1772.

Reglement voor de Joodse gemeente Winschoten 1772

Vertoont U edele gestrenge met schuldige eerbied een Jakob Olmer, zijnde een jood te Winschoten woonachtig, dat de jooden aldaar een kerk of sijna­goog hebben om hunne godsdienst gemeenschap­pelijk te oeffenen. Dat in dezelve veele disordres en onegregeld­heden bevonden worden. Dat om dezelve voor te komen de remonstrant naar het voorbeeld van andere joodsche gemeenten, als te Groningen en elders, voor lange reeds eenige articu­len met overleg van verscheidene andere Winschoter joden heeft gecon­cipieert om zich daar naar in het oeffenen van de gemeenschappelijke godsdienst te reguleren. Dat hij remonstrant ook reeds te vooren door de meesten hunner gemeente was gedespicieert om altoosdu­rende ouderling van hun te weeren ten einde met eenen tweeden ouderling, tijdelijk te verkeizen, de zaak der kerk en armen waar te nemen en goede ordre in de vergadering te houden als zijnde hij aan niemand der gemeente geparenteert, daar de overige meest aan elkander verwandt zijn of in groote armoede leeven en uit die hoofde alle ongere­geldheden passeren laten of moeten laten.

De remonstrant neemt derhalven de vrijheid door deeze bij U edele gestrenge te presente­ren met submis verzoek ten einde U edele gestrenge dezelve gunstiglijk gelieve te approbe­ren, als meede den remon­strant die reeds te vooren daartoe van de gemeente was gedispi­ci­eert als perpetuele ouderling gelieve te proponeren, aan te stellen of te confirme­ren.

Q. F. Jacob Davids Olmer.

Articulen waar naar de leeden van de joodsche gemeente te Winschoten in het waarnee­men van den godsdienst, voor zooverre dezelve gemeen­schappelijk wordt verricht, zich zullen hebben te gedragen en reguleren.

Artikel 1.
Alle diegeene welke deeze articulen door haare verteekeninge niet willen beloven te onderhouden, noch te zich tot diens nakominge verbinden, zullen weekelijks drie stuivers betaalen tot onderhoud van de kerk en armen.

Artikel 2.
Er zullen twee ouderlingen door de leeden der gemeente aangesteld worden, welke boven­gemelde penningen zullen ontfangen en voorts de admini­stratie hebben van alle pen­ningen, welke tot onder­houd van kerk en armen worden aangelegd. En zullen deeze ouderlingen alle vierendeel jaars reekeninge van hunne administratie moeten doen aan de gemeente en ingevalle van nalatigheid door de korste middelen van rechte zonder eenige voor­gaande ordinaire procedures daartoe geconstingeert worden.

Artikel 3.
Ook zullen deeze ouderlingen elke vierendeel jaars los van hunne bediening zijn en zal alsdan een nieuwe keuze gedaan worden.

Artikel 4.
Ten dage wanneer men opgaat voor de vijf boeken van Moses moet ieder lidmaat in de kerk komen bij de breuk van twee stuivers, die op zijn tijd niet verschijnt in de kerk of voor de geëindigde uit dezelve gaat, moet een stuiver breuk geeven. Die met een ander gedurende de godsdienst opentlijk spreekt of zich onordentlijk gedraagd zal twee stuivers breuk betaalen en bij hartnekkige volhar­ding zullen de ouderlingen met 2 of 4 stuivers de breuk mogen verhogen. Zullende alle deeze breuken ten voordeele van de armencassa komen.

Artikel 5.
Chootzan Thorah en Chootzan Bereischjetz zal bekleedt worden bij beurten in het rond naar ouder­dom der leedematen ofte bij lotinge aan iemand derzelver toegewee­zen en zal hij voor die eere aan den armen zes stuivers betaalen, echter vrij weezen van iemand te tracteren. Ook mag hetzelve wel verkocht wor­den aan een lid der gemeente of aan  eenen van derzelver kinderen, maar nimmer aan eenen vreemde.

Artikel 6.
Niemand mach zich stellen om in de gemeente voor te leezen of hij moet bekwaam weezen en daartoe van de ouderlingen permissie bekomen hebben.

Artikel 7.
De ouderlingen zullen ook de gebeeden op de heilige dagen uitgeeven.

Artikel 8.
Die voor het dienst doen in de kerk eenig geld van de gemeente ontvangen en zij zich onbetamelijk gedragen, zullen in vier weeken geen dienst mogen doen edoch hun gewoon salaris genieten.

Artikel 9.
Een iegelijk die opgaat voor de 5 boeken van Moses moet telkens twee segens maken en voor elke segen een halve stuiver geeven, die in de weekelijksche dagen opgaat moet ook twee segens maken, edoch voor elke segen maar twee duiten behoeven te betaalen. Alle diegeene welke geen lid van de gemeente is, mag ook geen segen koopen.

Artikel 10.
Op Sabbath en andere heilige dagen mag men geen jongeren voor olderen oproepen.

Artikel 11.
Niemand die ordentlijke kleederen heeft mag met de smeerige kijls of kleeren voor de 5 boeken van Moses opgaan.

Artikel 12.
Niemand mag beesten snijden naar de joodsche wet of hij moet een behoorlijke permissie­brief getoond hebben aan de ouderlingen.

Artikel 13.
Allen die onder de gemeente behooren zullen aan de kerk betaalen van ieder pond paasch­brood een penning door een der ouderlingen in het bakkers­huis terstond op te haalen. Ook zal men van ieder pond vleesch welk men gebruikt een penning betaalen en die overtuigd wordt niet naar waarheid aangeving gedaan te hebben zal zes stuivers breuk betaalen. Echter zal vrij staan wegens bovenge­melde ongelden bij het jaar te accorderen in welk geval alle vierde deel jaars betaling moet gedaan worden. De vreemde man echter hier paaschbrood bakkende zal van de gemeente geholpen worden mits men bewust zij dat het koscher meel zij en zal hij in het geheel daarvoor zes stuivers aan de kerk betaalen. An de arme inwooners zal de gemeente, zo mogelijk is, paaschbrood geeven.

Artikel 14.
De mans‑ en vrouwenzitplaatsen in de kerk zullen ten voordeele derzelver verhuirt wor­den, die geene plaats in de huire heeft moet staan daar hij van een ouderling wordt aange­weezen.

Artikel 15.
Die trouwt moet twaalf stuivers betalen zo hij een lid der gemeente is, zo niet dan moet hij een gulden betaalen.

Artikel 16.
Niemand mag tot lid der gemeente aangenomen worden, die van buiten ’t land hier komt tenzij hij bevorens permissie van inwoninge van het hoog edele gerichte getoont hebben.

Ondergeschreeven jooden te Winschoten woonende versoeken an zijn weledel gestrenge heer mijnheer Berghuis, drost te Zuid­broek, vollmagt gonstig te verleenen dat onderge­sette articuls onder zijn weledel gestrengen protectie van ons ten besten onser kerk moogen vervolgt en onderhouden worden.

Reglement voor de Joodse gemeente Winschoten 1773

Ondergeschreeven jooden te Winschoot woonende versoeken an zijn weleedel gestrenge heer, mijnheer Berghuis, drost te Zuidbroek, vollmagt gonstig te verleenen dat ondergesette Articuls onder zijn Wel Edel Gestrenge Protetctie van ons ten besten onser kerk moogen vervolg en onderhouden worden.

Artikel 1.
Alle deejenigen soo mit deese articuls niet ver­gnoegt zijn zullen de ouderlingen volgens de joodse wette doen wat an haer behoord te doen en deese articuls meedebrengen.

Artikel 2.
Alle ondergeschreevene deeser articeln moeten vaste plaatse hebben in de kerke met haar kinder soo over 13 jaar zijn. Maer geen plaatse gehuurt hebbende, moeten deselve staan ter plaatse waer de ouder­lingen ordonneeren. En alle dejeenige soo de ouderlingen in de gemeente hebben willen, sullen sig deeser articulen inhoud onder­werpen.

Artikel 3.
Alle dewelke deese articulen heeden dato onder­teekent hebben, zullen 1 gulden en wel in vier termijnen tot stijginge van onse godesdienst be­taalen. En sullen alle de deese 1 gulden betaelt hebben jaarlijks tot onderhoud van haere geregtig­heijd ijder jaar 3 stuvers te betaalen verpligt zijn. En souden naa deeser tijd van onderteekeninge een ofte andere in onse gemeente begeeren, soo sullen de ouderlingen met twee van de oudesde onder­teeken­de daarover te raade gaan.

Artikel 4.
Alle oude inwoonders van onse gemeente , soo haere plaatse in de kerk niet betaalen kun­nen, sullen met aanwijs ter plaatse soo de ouderlingens doen te­vreede zijn, edog evenwel tot onderhoud deeser articulen verpligt zij naa ordonnantie van de ouder­lin­gen.

Artikel 5.
Alle gebooden soo niet verkogt worden moeten de ondergetekenden alle maanden onder­houden en alle saken soo an de joodse natie behooren verkogt te worden, sullen alle jaar naa ordonnantie der ouder­lingen verkogt worden en alle feestdaagen zall men niet minder als 3 zeegens maaken, waarvan de derde voor de prins en elke zeegen vier deuten. En de het beginn en het einde van de vijf boeken Moses niet en will anneemen sall verbruken 6 stuver, sall een ijder vrij staan daarbij te neemen soo veel hem gelieft en zijn ook vrij daervan.

Artikel 6.
Alle joodse pligten an de tijden van de kerke ge­hoorende, sall een ijder verpligt zijn op tijd te komen en niet voor ’t einde van de godesdienst uijt te gaan of de onoor­dendelike zaaken spreekt, ook teegen de ouderlingen smaale praatjes voert, sall verburen 3 stuver.

Artikel 7.
Alle vrouwen sall haere plaatse van de ouderlingen in de kerk angewijsen worden, waer sij vast sitten kunnen, daervoor zullen zelve verpligt zijn per maand 4 deut te betaalen.

Artikel 8.
Alle de daagen de ouderlings in de articuls bevon­den hebben in de kerke te gaan dewelke in huijs zijn ende komen niet, sullen in 3 stuver boete verfallen zijn en alle de jooden welke gemeene jooden over nagt logeeren, mogen niet langer als eene nagt houden en an feestdagen het feest over. En als zulke niet weg willen, soo moet het van den berger an de ouderlingen bekent gemaakt worden of hij is in boete. Ook vremde luiden de hijr komen huijsen te huiren, als se hijr over een maand blijven moeten se het kerkgeld naa haer vermoogen betaalen of ouderlingen sullen door authorisatie van de eedle hoogwijse drost de magt hebben haer luiden van de plaatse af te wijsen.

Artikel 9.
Alle feestdaagen als wij leere houden sullen alle ingeseetenen, soo bij huijse zijn, verpligt zijn in de versaameling ter kerke te komen, bij boete ook mag geen voorlee­ser in de kerke gestellt worden als met vollkomen genoegen der ouderlingen, en als een voorsanger van de gemeente soude gehuirt worden dewelke een beestensnijder is, sall deselve van de rabbi in Groningen promoveert worden, maer daa geen rabbi zijnde sall hij van een rabbijn promoveert worden welken de ouderlingen sullen goedvinden.

Artikel 10.
Als de gemeente iets in vermogen is sullen se verpligt zijn een kerkhof aan te leggen, ook alles te besoregen wat onse joodse wette met sig brengt en de betaalinge daervan sall volgens inhoud deeser articulen betaalt worden. En een sieke in de ge­meente sijnde, sullen alle jooden gehouden zijn over een nagt een ijder op zijn tour bij hem te waaken en de niet will moet een ander voor geld daertoe krijgen of hij moet 6 stuver breuk geeven.

Artikel 11.
De ouderlingen sullen de magt hebben als wat in de kerkelijke saaken voorvalt te doen de joodse natie en wet aangaende sulks vrij te ordonneeren. Twee ouderlingen sullen altijd de inkomsten in de kerke en buiten de kerke inbeuren en daervan met twee zeeduls de reeken overgeeven dat se met elkander over­eenkomen. En de niet leesen of schrijven kan, kan ooijt tot geene kerkelijke bediening komen. En sullen de ouderlingen en diacon met meerderheijd der steemen verkoosen worden. En sullen de ouder­lingen alle vierendeel jaaren reeken doen voor de gemeente en alle degeene soo niet opkomen, het sijn ouder­lingen of andere van de gemeente, over haer terugblijfen in gelijke boete vervallen zijn van 4 stuver. Ook sullen de ouderlingen vrijheijd hebben degeenen soo haer kerkgeld met een maand niet betaalen met de weddeman te moogen rooven.

Artikel 12.
Als de gemeente een promoveerde snijder huirt sall de geheele gemeente verpligt zijn bij hem snijden te laeten en zijn loon sall van de ingeseeten weesen van een besst 4 stuver, van een schaap en een kalf 1 stuver, van eene gans 4 deut, van een henne 2 deut, maar van een vremde kan hij bedingen soo veel hij kan. En soo eene van de gemeente hijr komt te houwelijken sall hij 1 gulden an de kerke geeven, maer een ander soo hijt komt te trouwen niet in de gemeente zijnde moet 2 gulden geeven. En alle degeene soo over een half jaer hijr woonen en tegens deese articulen weigerhag­tig zijn, sullen edog genoodsakt zijn alle weeke 3 stuver tot onder­houd der kerke en armen te betaalen. Ook sullen wij Jacob David Olmer, Isaac Salomons, Frederik Salomons  en Daniel Abrahams  ons ooijt niet weige­ren voor te leesen sonder een loon te be­koomen, maer de siek is kan daervan vrij zijn.

Artikel 13.
Alle degeene, het zijn ouderlingen of van de ge­meente, soo ongebuirlijke dingen voor­neemen soo tegen onse wet zijn, sullen de ouderlingen met ordonnantie van de oppersde rabbi in Groningen magt hebben de contravenienten naa de wet van Moses af te straffen. Maer se mooten van de waer­heijd der daad vast verseekert zijn. Alle tegenwoor­tige ouder­lingen, ook alle andere soo naa dato sullen verkoosen worden, zijn verpligt op haer bestes conscientie alle breuken volgens deeser articul inhoud in te vordern en daervan compleete reeken an de gemeente doen en daarbij in alle reekens daag en datum bijbrengen.

Ik ondergetekente Isaak Joseph Cohen als rabiner der joodsche gemeente te Gronin­gen certificere met desen dat d’ op gestelde articulen door d’ joodsche gemeente van Wind­schoot dedig en gebruikelijk sijnende onder d’ joodsche natie, dat sij behooren onderhou­den te worden.

In cragt d’ waerheijd hebbe mijn eijgenhandig ondertekent.

Actum Groningen den 11 februari 1773. [w.g.] Isack Joseph Cohen, rabiner d’ joodsche gemeente.

Bron: GrA GO (Tg. 731) inv. nr. 6114.

Bron: GrA GO (Tg. 731) inv. nr. 6114.


[1] Waarschijnlijk Moses Levi [van Oosten]. Hij is volgens akte van overlijden 16 mei 1760 te Darmstad geboren als zoon van Levie Jonas en Snous Mozes en overleden 25 februari 1822 te Gieten (Wildervank) en was gehuwd met Feile (Veilchen) Salomons.

[2] Waarschijnlijk Joël Meijer. Hij is omstreeks 1808 te Drouwen overleden en te Borger begraven en was gehuwd met de 14 februari 1774 te ‘Mosbach’ (waarschijnlijk Mosbach ten noorden van Heilbronn) geboren en 4 januari 1846 te Drouwen overleden Betje Simons Nijstad, dochter van Simson Levi en Lina Hartog.

[3] Waarschijnlijk Abraham Mozes of Abraham Boekebinder. Hij is geboren 1760 te ‘Voldauw’ (waarschijnlijk Fulda) en overleden 8 januari 1849 en was een zoon van Mozes en Ester, en gehuwd met de volgens akte van overlijden op 10 maart 1754 te Ommen geboren en 26 februari 1827 te Gasselte overleden Sibilla (Bela) Mozes Abrahams, dochter van Mozes Abraham [de Haas] en Ragel Davids.

[4] Door dit artikel is een kruis gezet.

[5] De synagoge zal zich hebben bevonden in het huis met hof te Drouwen dat Joël Meijer 8 oktober 1799 voor 275 gulden kocht van Harm Kenser (geregistreerd t.b.v de 40ste penning op 5 november 1799). Drents Archief, Assen, Toegang 0102, Schultengerechten inv. nr. 294.

[6] Mogelijk de 10 januari 1768 te Neuwied geboren en 28 februari te Borger overleden Jacob Salomons Neuwitter, zoon van Salomon Jacobs en Schoontje.

[7] Voor de waarschijnlijke tekst zie Reglement voor de Joodse gemeente Groningen1807.

[8] Blijkens de ondertekeningen betreft het hier eigenlijk de reglementen van de Joodse gemeente Delfzijl.

[9] Comprecht Salomons Hoogstraal, geboren circa 1747 en overleden 1814 te Delfzijl.

[10] Wolf Izaks Polak, geboren circa 1769.